Interview: Zuidas-dominee Ruben van Zwieten snoeihard over onze 'geef-elite'

Interview: Zuidas-dominee Ruben van Zwieten snoeihard over onze 'geef-elite'
Interview: Zuidas-dominee Ruben van Zwieten snoeihard over onze 'geef-elite'
7 oktober 2019
Nieuws | | Filantropen

Nieuwe filantropie-elite gezocht
 
Er is iets grondig mis met de huidige economische elite van Nederland: de vijf procent meestvermogenden zijn tot grote geestelijke armoede vervallen, zo betogen de auteurs van het onlangs verschenen boek Elite gezocht: Ruben van Zwieten en Sander Schimmelpenninck. De Dikke Blauwe sprak uitgebreid met Van Zwieten - die intussen de status van BN’er heeft als ‘dominee-koopman’ van de Zuidas - over hoe de elitecrisis zich ook manifesteert in het geefgedrag van de rijkste Nederlanders: too little, too late. Tijd voor grondige herbronning dus en op naar filantropie waarin geestelijke rijkdom niet kan bestaan zonder Lazarus. 
 
Op de as van geld en geest
Het gesprek met Ruben van Zwieten vindt plaats in De Nieuwe Poort op de Amsterdamse Zuidas, waar de grote corporates met hun kapitalistische torens van Babel een slagschaduw werpen over het bezinningscentrum dat Van Zwieten er zeven jaar geleden opende. Dat bleek een voltreffer. De Nieuwe Poort is bedoeld als ontmoetingsplaats en ‘een medicijn tegen het cynisme’, zoals Van Zwieten het eerder omschreef, maar het heeft niets van een serene gebedsruimte waar het lam Gods stil ten prooi ligt aan de wolven van de Zuidas. Integendeel: De Nieuwe Poort onderscheidt zich bij binnenkomst - op de boekenkast na – ogenschijnlijk in weinig van elk ander mondain café en lijkt daarmee de perfecte uitdrukking van Van Zwietens persoonlijkheid: dominee en koopman, zielzorger en entrepreneur. Balancerend op de as van geld en geest. De Tesla waarin de predikant zich verplaatst staat symbool voor een hybride persoonlijkheid waar de Nederlandse hokjesgeest ernstig van ontregeld raakt.
 
De economische elite in crisis
Aanleiding voor het interview is het boek Elite gezocht, dat Van Zwieten schreef samen met Sander Schimmelpenninck, hoofdredacteur van zakenblad Quote. De predikant-ondernemer en de journalist bespreken aan de hand van het leven van een groep dertigers en hun families de Nederlandse economische elite, die de laatste decennia dominant is geworden. Die elite - een scheldwoord in het alleen op papier zo egalitaire Nederland - bestaat uit de vijf procent meestvermogenden in ons land en verkeert in een ernstige geestelijke crisis, betogen de auteurs. Die economische elite bestaat uit bankiers, advocaten, accountants, tandartsen, dokters en piloten. Zij werken voor of zijn eigenaar van private equity's, tech-bedrijven en consultants, zoals die van McKinsey. Ze hebben een vrij besteedbaar vermogen vanaf een half miljoen euro dat ze als ‘speelgeld’ kunnen inzetten. Maar in wat? 
 
Kroniek van een aangekondigde bijltjesdag
Geobsedeerd door hun eigen vermogen (niet te verwarren met inkomen, met dank aan Thomas Piketty, Kapitaal in de 21e eeuw, red.) en kinderen, is de materiële welvaart van de elite vrijwel volledig gaan samenvallen met geestelijke armoede. De meritocratische bovenklasse is verwijderd geraakt van het mensbeeld van de ‘homo universalis’, de breed ontwikkelde mens, maar is enkel gaan geloven in de ‘homo competitivus’. Het hele leven, de opvoeding en de maatschappij als één grote competitieDe taal van de verbeelding en het streven naar mens-zijn is ingeruild voor de kille spreadsheettaal van de bedrijfskunde. De elitecrisis is behalve een interne ook een externe, menen Van Zwieten en Schimmelpenninck: voer voor de minvermogenden en maatschappelijk gedepriveerden en afhakers, die behalve gele hesjes ook de riek en fakkel onder handbereik lijken te hebben. Het schrikbeeld van alle rijken: muitende horden die het recht in eigen hand nemen. Het lijkt de Kroniek van een Aangekondigde Bijltjesdag.
 
Ook het filantropie-roer moet om
Elite gezocht is behalve een waarschuwing tegen de gevolgen van het ‘meritocratische zelfbedrog’, ook een pleidooi voor een grondige herijking van de huidige elite, die als voorhoede van de samenleving een inspirationele renaissance moet doormaken, zo vinden Van Zwieten en Schimmelpenninck. De halsstarrige zelfontkenning van de elite moet stoppen, omdat dit juist het idee voedt dat anderen dan zij het voortouw moeten nemen en bovendien het vertrouwen in publieke ambten en wetenschap uitholt, is de redenering. Elite gezocht is een manifest voor het door Humboldt gemunte begrip Bildung (een vorm van zelfontplooiing tot meer mens zijn op klassieke leest), waarin de elite weer de taal van de verbeelding moet leren spreken en leven. Dat wil onder andere zeggen: empathie, gemeenschapszin, zorg voor de zwakkeren en een oordeelsvermogen met de hele wereld in ogenschouw genomen.
 
Een andere kijk op filantropie
Elite gezocht is echter ook een pleidooi voor een andere kijk op filantropie. Want hoewel het boek slechts een tiental pagina’s besteedt aan de liefdadigheid van de huidige Nederlandse rijken (‘Filantropie dan maar?’), laat de analyse weinig ruimte voor twijfel: ook dát roer moet stevig om. En tere zieltjes worden niet gespaard. De huidige goedertierenheid van de Nederlandse rijken wordt door Van Zwieten en Schimmelpenninck hardhandig onderuitgehaald.
De auteurs halen daarvoor onder anderen de econoom en buitengewoon hoogleraar en oud-Robeco-bestuurder Jaap van Duijn aan. Hij noemde Nederlandse miljonairs ooit gierig en egoïstisch: ‘Het terugploegen van rijkdom is een kwestie van beschaving. Waar in Amerika de rijkelui bijna vanzelfsprekend de bibliotheek in hun geboorteplaats laten opknappen of allerlei studiebeurzen weggeven is het in Nederland oorverdovend stil op het gebied van filantropie.’
 
Van Zwietens oratio
Op de vraag hoe die oorverdovende stilte doorbroken kan worden en wat er au fond mis is met de filantropie van de Nederlandse rijken, gaat de predikant in Van Zwieten er echt even voor zitten. Is ‘terugploegen van geld in de samenleving’ inderdaad een kwestie van beschaving die de elite verloren is? Er volgt een oratio die in geen enkele dienst van Van Zwieten misstaan zou hebben.
 
 

RvZ: ‘Dit heeft ten diepste te maken met een mensbeeld. Hoe kijk je naar een mens en - in het verlengde daarvan – wat is je maatschappijbeeld? Het bijbelse mensbeeld waarmee ik leef is dat een mens echt heel groot mag worden. Misschien klinkt dat raar vanuit de - zoals Calvijn het in ieder geval zelf nooit bedoeld heeft - Hollandse Calvinistische inborst: dat je je licht onder de korenmaat zou moeten houden. Doe maar gewoon. Maar eigenlijk mag je juist in de bijbelse verhalen ontzettend succesvol zijn. Mag je met je talenten woekeren. Alleen, je moet groot worden ten bate van mensen en niet ten koste van mensen. 
Je mag ook rijk worden, want dat ligt in elkaars verlengde. Je mag zó rijk worden - zo staat het in de geschriften - dat de aarde ervan doorzakt. Dat is best rijk. Groot en rijk worden heeft in de bijbel alles te maken met zegeningen. Dus, als je rijk gezegend bent is vervolgens de vraag: hou je die zegen voor jezelf, of ben je daarmee tot zegen?’
 
‘Een verhaal om dat aan te tonen is dat van de rijke man en de arme Lazarus. De sleutel tot de uitleg van het verhaal is dat de arme man meteen een naam heeft. De rijke man is hier zonder naam, heeft geen identiteit. En je moet weten dat de naam Lazarus in het Grieks ‘helper’ betekent. Dus de arme man heeft een identiteit en zijn naam betekent notabene ‘helper’. Nou zou je denken dat de rijke man die wat wil teruggeven en goed wil doen, omdat-ie nou eenmaal rijk gezegend is, de helper zal zijn van de arme man. Maar eigenlijk wordt het hier omgedraaid. De rijke man die zonder identiteit is - die alleen maar bezig is om met zijn geld meer geld te maken; bezig is met zijn vermogensbeheerder af te spreken wat het rendement moet zijn om te kijken of zijn portefeuille meer gediversifieerd moet worden om er nóg meer rendement uit te halen - die rijke man komt erachter: als ik nou eens daadwerkelijk in ontmoeting treed met de zwakkere, en ik kan voor hem van enige betekenis zijn omdat ík de sterke broeder ben en híj een zwakke broeder, dan zou het zo kunnen zijn dat in het helpen van die arme Lazarus, dat hij juist mij indirect tot helper wordt en mij weer betekenisgeving en een naam geeft. 
Met dat mensbeeld leef ik. In het helpen van de ander, help je jezelf.
Dat is niet per se christelijk in de trant van: heb je naaste lief, als opdracht, of ‘gij zult een tiende weggeven’, maar je leven kun je eigenlijk bijbels humanistisch maar op één manier leven: en dat is als je je realiseert dat je een sterke broeder bent, rijk gezegend bent, dat je daarmee de zwakke broeder tot zegen wilt zijn. Daarmee maak je jezelf als sterke ook tot mens en vind je zingeving. 
In het leven word je geboren als sterke of zwakke broeder: het begint met Kaïn en Abel. Gedurende ons leven kan dat ook wijzigen: dan zijn we weer eens de Kain en dan weer de Abel. Kaïn is ‘hij die kracht heeft’ en speelt in het verhaal de rol van de sterkte; Abel die van de zwakke en zijn naam betekent in het Hebreeuws ‘hij die damp is’: je hoeft maar te blazen en hij valt om. Abel is op Kaïn gericht omdat-ie nu eenmaal niet mens kan worden. Abel is op Kain gericht voor een uitgestoken hand. Kan niet zonder de hulp van Kaïn. Maar wat als Kain niet eens Abel van gezicht tot gezicht wil ontmoeten? Dan geraakt die kleine samenleving heel letterlijk op een doodlopende weg… Neem nu eens de elite als Kain en het volk als Abel. Het hele probleem van de elite vandaag de dag is dat ze niet realiseert dat het volk naar hen opkijkt omdat het weet dat zij de elite ook nodig heeft om zich over hen te ontfermen. Maar de elite van vandaag komt met holle clichés: ‘we hebben al zoveel sociale vangnetten’ en ‘er zijn er die nog veel rijker zijn dan ik hoor’. Of: ‘succes is een keuze’. Met andere woorden: als je niet voor succes gekozen hebt, dan zal het wel aan jouzelf liggen. En dit is het meritocratische zelfbedrog: ‘dat ik succesvol ben, is niet omdat ik geboren ben als sterke broeder in een kansrijke omgeving, maar omdat ik doorzettingsvermogen heb en omdat ik hard gewerkt heb.’ Dat dit allemaal jouw eigen verdienste zou zijn, is feitelijk niet waar.’
 
Behoort volgens u ook tot het meritocratische zelfbedrog dat de rijken vinden dat ze ook de grootste filantropen zijn? Het longitudinale onderzoek Geven in Nederland komt tot de conclusie dat de geefbereidheid niet exponentieel toeneemt naarmate iemand meer vermogend is. Integendeel. De zogenoemde major donors blijken verhoudingsgewijs minder vrijgevig dan de kleine luiden, hetgeen de uitspraak van Jaap van Duin lijkt te bevestigen. 

RvZ: ‘Dat heb ik altijd al gezien. Ik was lang bestuurslid van de Alle-Dag-Kerk, op loopafstand van de beurs, aan het Begijnhof in Amsterdam. In de statuten van de kerk staat: ‘voor de vermoeiden van hart, in het financiële hart’. Als je dan tussen de middag ziet hoe iemand van z’n bijstandsuitkering vijf euro in een open schaal legt, en je ziet ook dat bij corporale corporate huwelijken - waarvan ik er heel wat heb gesloten - alleen maar wat rood koper in de diezelfde schaal wordt geworpen, dan weet je: filantropie wordt in Nederland vooral geschraagd door de midden- en onderklasse.’
 
Als rijken geven, vooral de (post)babyboomers, dan doen ze dat aan het einde van hun loopbaan of leven. U zegt: too little, too late. En daarbij maakt u een onderscheid tussen ondernemers die iets opbouwen - de makers - en ondernemers die alleen maar halen: de takers.
 
RvZ: ‘Dat geefgedrag van de elite heeft er ook mee te maken hoe de rijken in het onderwijs worden gevormd. In ons boek beschrijven wij hoe dat op de business schools gebeurt. Dat is een lineair proces en dat gaat als volgt: eerst learning, dan earning en dan, misschien, returning. Dus: leren op universiteit of business school, dan een smak geld gaan verdienen en aan het einde weer wat teruggeven. If at all.
En in dat armoedige levensbeeld heb ik nog toegevoegd: learning, earning, returning en dan maar burning.
Dat is inderdaad too little, too late. Want geven: je kunt het niet meer. Althans voor een deel van de rijken. Want het maakt nogal uit of je een bedrijf zelf hebt opgebouwd of enkel hebt ‘genomen’. Wij maken in ons boek dus een nadrukkelijk onderscheid tussen ‘makers’ en ‘takers’. Tussen ondernemers enerzijds en ‘trukendoosspecialisten’ anderzijds. Naast het feit dat de makers over het algemeen meer risico’s hebben genomen op weg naar hun succes en vermogen, en daarbij en passent ook nog banen hebben gecreëerd, zie je bij hen een groeiende bereidheid om de laatste jaren te geven. In sterk contrast met de takers. Zij die niet zozeer iets creëren, maar enkel gebruikmaken van investeringsmogelijkheden binnen het abstracte financiële systeem. 
Hoe werkt too little, too late? Neem uit de takers-categorie bijvoorbeeld iemand uit de wereld van private equity. Die heeft in een hele korte tijd - ongetwijfeld superknap - succes behaald door extreem lineair denken vanuit het busines schoolparadigma. Maar omdat zo iemand alleen maar lineair denkt in eerst ‘earnen’, zal het ‘returnen’ daarmee nooit circulair samenvallen. Ze zijn het teruggeven eigenlijk al verleerd op hun 65e: het is een auto waarvan je de motor in de eerste kilometers al kapot hebt gereden. Ze krijgen die motor niet meer aan de praat. En dan komen ze bij de dominee en kijken ze dood in de ogen en dan hebben ze het over de trechter. En dan zeggen ze: ‘Ruben, mijn leven was zó (Van Zwieten vormt met de handen een trechter). En ik voel dat ik nu aan het einde van het leven in het tuitje van de trechter kom.’
Ik heb een ander mensbeeld. Daarmee heb je de dood in de rug en leef je naar het leven. Ik heb een trechter en draai die om en denk: wow, wat een toekomst! Je hebt toekomst zolang je in alle vrijgevigheid leeft, plannen maakt en er iemand is die ergens op een bepaald moment op je zit te wachten.’
 
Van de oudere familiefondsen wordt gezegd dat zij vooral in stilte geven vanuit Mattheus: de linkerhand mag niet weten wat de rechterhand doet. Dat is religieus sjiek. En ook beter voor je veiligheid.
 
RvZ: ‘Het levert ook veel onduidelijkheid op. Is de stilte een teken van bescheidenheid of schaamte voor het schamele deel van het vermogen dat wordt weggegeven? Of is het het onvermogen waarmee ze dachten op dezelfde manier even maatschappelijk impact te hebben als dat ze dat met hun ondernemingen hadden geflikt? 
Je ziet dat de calvinistische geefmoraal ook bij de familiefondsen aan het wegraken is, omdat de homo competitivus ook de families is binnengedrongen. Dus als jij in lijstjes denkt, dan kijk je wat jouw plek is op de ranglijst. En in het model van winnaars en verliezers ga je jezelf alleen maar vergelijken met mensen die nog boven jou staan: zij die nog nét iets meer winnaar zijn dan jij. En dus kijk je niet naar de ‘losers’ onder jou. Dat impliceert dat jij alleen maar aan het kijken bent hoe jij eventueel van plek 47 naar plek 46 kan komen. Dan ga je niet een halve ton voor kankeronderzoek weggeven. Elke euro van die 50K is immers nodig als een hefboom om met eigen vermogen vreemd vermogen op te halen en daarmee een bepaald rendement te halen. Met ieder minder eigen vermogen wordt er dus ook minder rendement gehaald. 
Dat wedstrijdidee past naadloos in het strikte lineaire denken. Dat komt in de plaats van: ik ben mens en ik probeer te leven naar mijn beginselen. Ik probeer zelf elke keer weer opnieuw terug te keren naar de basis waar ik vandaan kom; tot datgene wat mij tot mens maakt in plaats van steeds weer beter, verder en hoger te komen.
Niets mis mee om in sport of je vak de beste te willen zijn, maar te allen tijde is het toch dat je van hart tot hart wordt aangesproken in de liefde; dat je vriendschappen onderhoudt; dat je geluk ervaart om een arme Lazarus te helpen, niet alleen maar om wat weg te geven of de Alpe d’Huez op te fietsen of door de grachten te zwemmen, maar om die mensen ook een keer waarlijk te ontmoeten van gezicht tot gezicht. 
Dat ontmoeten was vroeger in de kerk georganiseerd. Dan had je communie, ging je in een kring staan - voordat de katholieken dat lopende buffet deden - en dan ging die beker van de een naar de ander. En als je dan DGA was van een groot bedrijf stond je gewoon naast een arme sloeber zonder tanden. Dat maakte niet uit. Je keek hem aan en je dronk uit dezelfde beker. En die ontmoeting en verbinding, dat bezielde verband tussen arm en rijk, die veel mensen gelukkig heeft gemaakt, ontbreekt nu.’ 
 
U had natuurlijk kunnen voorspellen dat De Blauwe Belofte een briljante mislukking zou worden: in 2016 lanceerde De Dikke Blauwe deze poldervariant van The Giving Pledge, een initiatief van Gates en Buffet. De idee: rijke Nederlanders verklaren openlijk ten minst tien procent van hun vrij besteedbare vermogen zowel tijdens als na hun leven te schenken aan goede doelen. Het doel: meer rijken inspireren een deel van hun vermogen weg te schenken. Het was een sterke verdunning van The Giving Pledge, die intussen is getekend door meer dan tweehonderd miljardairs over de gehele wereld, die beloven minimaal vijftig procent weg te geven. De Blauwe Belofte slaagde er niet in om ook maar één Nederlandse rijke openlijk z’n handtekening te laten zetten…
 
RvZ: ‘Eerst begint het met de ontkenning dat je elite bent. Rijke mensen zeggen dan: ‘Zo rijk ben ik niet. Er zijn veel meer mensen in Nederland die veel rijker zijn dan ik.’ En als dat argument niet overtuigend genoeg is, is er altijd nog de verwijzing naar nóg rijkere rijken in Europees of mondiaal verband. Dus opnieuw: dat lineaire wedstrijddenken. Ik sta hier en ik heb die en die boven me. Dus voor filantropie moet je bij hém zijn (Van Zwieten wijst naar boven). Toch zijn er mensen die volgens mij meer transparant willen zijn over hun geefgedrag. Want het wringt wel. De interviews met Maurice Brenninkmeijer in weekblad Die Zeit en NRC Handelsblad (2017, red.) zijn echt een verademing: zo heurt dat!’
 

U was toch nauw betrokken bij de Goldschmeding Foundation met dat grote tweegesprek tussen u en Frits Goldschmeding met de lancering van de Foundation in het FD. Wat was de reden van uw vertrek?
 
RvZ: ‘De officiële reden is dat ik het te druk had met andere dingen en we de structuur zouden gaan veranderen, maar eerlijk gezegd denk ik niet dat we met de Goldschmeding Foundation de wereld gaan verbeteren. Het is jammer dat de oude grondlegger van Randstad als ziener er niet meer de geestkracht voor heeft. Dat mag ook op deze leeftijd en hij verdient ook zijn rust om de wereld om hem heen geleidelijk aan kleiner te laten worden. Het gevolg is wel dat adviseurs van de oude, lineaire economie andere adviseurs van die oude Nyenrode-economie niet alleen de projecten gunnen, maar ook de richting laten bepalen. Een zelfverklaarde filantropiespecialist die het European Center For Strategic Philanthropy, niet gehinderd door enige kennis of ervaring, daarvoor vakkundig ter ziele had laten gaan, met daarboven andere blanke mannen van een bepaalde leeftijd die met de uitwassen van de lineaire economie financieel onafhankelijk zijn geworden. Juist zij moeten nu op de bres gaan springen voor de ‘circulaire economie’ en spelen aan een private equity-vriendje de bal toe om iets te doen met ‘circular economy’. 
De belangrijkste les die ik geleerd heb, is dat je met oude bedrijfskundekennis niet zomaar even met quick wins en low hanging fruits complexe maatschappelijke uitdagingen te lijf kan gaan. Het verschil tussen een ‘business case’ en een ‘society case’ wordt niet gepakt door de witte mannen van een bepaalde leeftijd. Ook niet zo verwonderlijk. Elke Bildung ontbreekt in die uitsluitend door de linkerhersenhelft gevormde breinen. Jaap Winter (lid RvC Randstad Holding en hoogleraar bedrijfsrecht, red.) is daar nog het verbeeldende licht in een donker geworden omgeving rondom Frits Goldschmeding.’
 
Frits Goldschmeding heeft u wel geholpen met De Nieuwe Poort…
 
RvZ: ‘Zeker, ik ben hem voor altijd dankbaar voor het vertrouwen dat hij gaf. Samen met meneer Brenninkmeijer. Zij hebben De Nieuwe Poort mede in de benen geholpen. Het kleine startkapitaal heeft denk ik ook gewerkt zoals Frits het destijds zelf zag. Dit was al in zijn nadagen, maar nog vóór de lancering van zijn grote Foundation, waar toch een dynamiek is ontstaan die veel te economisch-politiek is geworden. Voor mij, en ik weet ook voor meneer Goldschmeding. Ik denk en hoop dat het hem nu ook gelukkig gewoon maar over zijn hoofd heen gaat. En het zit hem, lees De Prooi (de bestseller van Jeroen Smit over het ontstaan en de ondergang van de fusiebank ABN AMRO, red.) en alle aanverwante literatuur, in het gebrek aan diversiteit in het bedrijfskundig eendimensionale leiderschap. Een beetje politiek hoort erbij, maar het schiet zijn initiële doel ver voorbij. Inmiddels heeft De Nieuwe Poort hier de zaak drijvende vanaf jaar één met eigen omzet en zijn we ook naar Rotterdam gegaan en hebben we een vestiging in Valencia geopend. Maar straks ook in Athene, Rome, Dubrovnik, Göteborg, Normandië… in zeven vette havensteden in Europa brengen we commercieel en ideëel op Europees niveau, filosofisch-waardegedreven mensen bij elkaar. ‘The New Port’, de nieuwe haven, huizen voor ontmoeting en inspiratie, op zoek naar de ankers van onze beschaving. Vrijheid, gelijkheid, maar bovenal: broederschap.’
 
U en co-auteur Sander Schimmelpenninck winden zich hevig op over de ‘stuitende arrogantie’ van de meritocratische elite als het over filantropie gaat. Met name over filantropie van bedrijven: die schijnt tegenwoordig vooral het schenken van kennis te moeten zijn.
 
RvZ: ‘Er worden fondsen of stichtingen opgezet met volstrekt willekeurig gekozen doelen, maar de zelfoverschatting begint pas echt als rijke mensen complexe problemen wel even gaan oplossen vanuit de eerdergenoemde bedrijfsmatige opvattingen. Ik ben een aantal jaar aangesloten geweest bij NL2025. Dat is een platform waarin onder anderen bestuurders en leiders uit de culturele en wetenschappelijke wereld, kunstenaars, ceo’s en sporters zich hebben verenigd. Die zetten zich op persoonlijke titel in voor een betere toekomst van Nederland. NL2025 richt zich op drie thema’s: onderwijs, duurzame groei en vitale samenleving. Ging het een keer over onderwijs en schoolverlaters. Zegt een ceo van een AEX-bedrijf: ‘Je moet al die leerkrachten ’s een keer de managementcursus Lean Six Sigma Black Belt (een methode voor het organiseren van kwaliteits- en efficiëntieverbeteringen binnenin het vakgebied van operations management, red.) geven. Dan zul je eens zien hoe dat onderwijs opknapt.’
Maar de inspiratie die van een docent naar een leerling moet gaan, moet worden aangestoken en aangevuurd om de leerlingen te laten ontwikkelen. Dat zit niet in een managementcursus. De idee en de arrogantie dat je alleen op een bedrijfskundige manier de samenleving kunt inrichten, zolang je maar missie-visie-strategie formuleert. Dus wat klaarblijkelijk werkt voor een corporate zal dan ook wel werken voor leerlingen en schoolverlaters…
Verder geeft het platform geen enkele euro, maar alleen netwerk en ‘kennis’… Ik denk dat de kennisrichting eerder andersom zou moeten zijn. Van maatschappelijke organisaties richting het bedrijfsleven, die je daar dan voor zou moeten laten betalen.’ 
 
‘Dus nogmaals: in een samenleving heb je geen business cases, maar society cases. Iemand aan het werk helpen vanuit werkeloosheid is N=1. Maar was-ie drie maanden of drie jaar werkeloos? Statistisch is ‘1’ weer aan het werk, maar er speelt heel wat meer. Hier geldt respect voor de poëzie van de complexiteit, de machteloosheid van een mensenleven om wel of niet aan het werk te kunnen en vermogen of onvermogen om daarin te kunnen interveniëren.
De wereld zien als oplosbare business cases: dat is een hybris van de hele foute soort. En dat voel je in de filantropie, want wat zegt dan NL2025 als uiting van deze tijd: wij geven niet ons geld, wij geven onze kennis…
Ik zou als non-profit zeggen: jullie zouden ónze maatschappelijke kennis wel kunnen gebruiken en betaal ons daar dan maar voor. Het is een gospe dat het bedrijfsleven kennis biedt zonder donaties. De ngo’s hebben simpelweg eigenlijk alleen maar jullie geld nodig. En dat is wel degelijk een klassieke afspraak tussen de sterke en zwakke broeder, zoals in het mecenaat. Ik doe de zachte kanten van het leven als de kunsten en de charitas, maar dat betaalt niet. Jij doet handel. Dus ik heb jou nodig voor je geld en niet voor iets anders. En ga nou niet cool lopen doen over jouw business schoolkennis: gewoon je giften en oké, daarbij misschien ook nog een heel klein beetje van je marketing of digital kennis in buitengewoon aangepaste vorm.’ 
 
Is bedrijfsfilantropie niet gewoon de verkenning van een nieuw verdienmodel?
RvZ: ‘Bedrijfsfilantropie komt vanuit MVO-denken. Dan krijg ik een rondleiding hier door zo’n Zuidas-toren en dan zeggen ze: hier zit dan de afdeling performance management, daar verandermanagement, daar IT en HR, en, o ja, in dat kamertje zit de Corporate Citizenship Officer. Eén fte op een gigantisch bedrijf. Proef het eufemisme van MVO: alsof de rest van de onderneming maatschappelijk onverantwoord bezig zou zijn. Dit is het oude denken van Milton Friedmanthe only purpose of business is business.
‘Creating shared value’ is dan zogenaamd het nieuwe spoor, maar in het bedrijf is dat dan overgelaten aan één persoon. Kijk eens naar Heineken en andere AEX-bedrijven, het is nu een en al Corporate Citizenship en Corporate Social responsibility en bedrijfsfilantropie. ‘Purpose’ is het nieuwe buzzwoord. Terug naar de grote vraag: waartoe zijn wij op aard? Een prachtige vraag voor een dominee zou je zeggen. Maar ik moest op een dag praten over ‘purpose’ bij een AEX-bedrijf en toen werd daar door een lid Raad van Bestuur tegen mij gefluisterd: ‘Ruben, dit is toch ook wel weer een hype hè? Een trend die vast ook weer overwaait: kunnen we weer terug naar geld verdienen.’ De ironie is natuurlijk dat het juist heel diepzinnig is om terug te keren naar het ‘waartoe’. Ik ken gelukkig ook heel veel voorbeelden waar ze echt het verschil maken. En echt bijdragen vanuit hun core aan de wereld. Het gaat in deze ondernemingen samen op: geld verdienen en bijdragen aan de wereld. Earning én returning. Koopman én dominee. Gek genoeg zitten daar juist vaak vrouwen aan het hoofd of heten ze Feike Sijbesma.’ 
 
U constateert niet alleen een overmoed van de elite ten aanzien van de kant-en-klare bedrijfsmatige oplossingen, maar ook ten aanzien van de rol van overheid en kennisinstituten en van de democratie als geheel. Die lijken een vaste pispaal.
 
RvZ: ‘Dat neerbuigende over de overheid. Wie is de overheid? Jij en ik zijn de overheid. Als jij morgen senator wordt, kun je op dinsdagmiddag meedoen, meepraten en meebesluiten. Wij hebben de instituties met elkaar gemaakt. Wij zijn de democratie. Wij zijn de rechtstaat. Wij zijn de kerk. En wij zijn dus de overheid. Heb je kritiek? Maak het dan efficiënter! Kap dan met die moralistische beloningsnorm, want het is misschien ook wel terecht dat dienaren van de publieke zaak beter beloond moeten worden. Op de Rotary wordt er door zo’n equity-boy aan een rechter, een hoogleraar of een burgermeester gevraagd: en wat schuift dat nou? Zo weinig? O, nou ik ben tienmaal zoveel waard! 
Maar dat salaris is geen wedstrijd: het is een schadeloosstelling voor een ambt dat het publieke belang dient.
Het is de misplaatste neo-libertijnse superioriteit ten opzichte van die logge, ambtelijke overheid die altijd achter de feiten aanloopt. De Italiaanse econoom Mariana Mazzucato toonde al overtuigend aan dat het libertijnse dogma van de effectieve particuliere sector en de stroperige publieke sector toch vooral grote kletskoek is.’
 
En dan hebben we het nog niet gehad over de fiscaliteiten rond filantropie: rijken die de mecenas uithangen ‘met geld dat vooral door belastingontwijking is overgebleven’, hoeven niet op jullie sympathie te rekenen, schrijven jullie in Elite gezocht… 
 

http://www.dekopijmeester.nlEn deze laat ook weinig te raden over: ‘Filantrokapitalisme is niets meer dan belastingontwijking met een goededoelensausje’… Je hoort filantropen dan wel verzuchten: ‘geven we substantieel, dan doen we het nóg niet goed!’
 
RvZ: ‘Dat hoor je vaak, maar feit is dat als een filantroop iets moois doet, wij als belastingbetalers voor de helft meedoen. Ze krijgen dus al vijftig procent korting. In ons boek schrijven we daarover dat hun gulle giften dus vaak niets meer zijn dan een sigaar uit eigen doos. Of, zoals Rutger Bregman het treffend zei tijdens het laatste World Economic Forum: ‘Hou op over filantropie, laten de rijken eerst beginnen met belasting te betalen.’
Als je dat aan filantrokapitalisten als Bill Gates voorlegt, dan menen ze oprecht dat ze privaat heel wat meer maatschappelijke impact kunnen hebben, dan door het af te dragen aan de overheid als belasting. Kijk, daar heb je weer die misplaatste libertijnse arrogantie. En dan hebben we het nog niet gehad over het gebrek aan democratische en politieke controle van big philanthropy.’ 
 
U betoogt dat de meritocratische elite verleerd is om de taal te spreken van de inblazing van het mensgerichte denken, de taal van de poëzie en van de literatuur. Het humaniora, de geesteswetenschappen, de (klassieke) letteren zijn buiten beeld geraakt door de taal van Excel. 
 
RvZ: ‘Het probleem van de postmoderne mens is: ach, je moet jezelf ontwikkelen en dat mag zoals jij dat wilt. Maar het klassiekere beeld is: je kunt méér mens worden dan je nu bent. Want meer mens heeft een scherper verstand. Heeft een rijker gevoelsleven, kan beter redeneren. De monetaire mens is echt een hele beperkte, eendimensionale, armoedige mens. En... kan zich een nieuwe toekomst aan tafel van broederschap niet voorstellen. Is cynisch, hooguit optimistisch, maar kent geen hoop.’ 
 
U betoogt derhalve dat in de elite meer aandacht moet komen voor Bildung om het gapende gat tussen de homo competitivus en de homo universalis te dichten. Dat is een erg ambitieuze mindshift.
 
RvZ: ‘Het begint met naamgeving. Als je een naam hebt, ben je uniek. Ik begin bij Neeltje Maria Min
 
Mijn moeder is mijn naam vergeten
 
Mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
Hoe moet ik mij geborgen weten?
Noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.
Voor wie ik liefheb wil ik heten.
Waarom kwam jouw moeder bij die naam?
 
Van dit soort teksten en bronnen wordt de meritocratische elite hoogst onzeker. Ik heb ooit in de Code Banken Commissie gezeten en dan begon ik met: jongens, moraal, moraal? De leer van het juiste handelen is ethiek.Normen en waarden zijn gestolde dingen. Laten we het niet over moraal, ethiek en normen en waarden hebben. Maar zullen we gewoon ‘normaal’ doen, ‘menselijk’ doen, ‘maatschappelijk’ doen? Je moet daarvoor leren te leven in verhalen en woorden als een rechter die als Salomo, gegeven de omstandigheden van het geval kan zeggen: dít is juist en dít niet. Dat is je onderbuik. Dat is je kompas. Dat is niet eens een moraalkompas, maar je menselijke kompas. Dus bankmannen: niet te serieus met je code. Ik las daartoe Gerard Reve’s gedicht De Blijde Boodschap voor:
 
De blijde boodschap
 
Ik zat met kloppend hart voor de kleurentelevisie,
en dacht: 'Zijne Heiligheid zal toch wel gewag maken
van het toenemend verval der zeden?'
En ja hoor, nauwelijks was hij begonnen, of ik hoorde al:
decadentia, immorale, multi phyl ti corti rocci;
influenza filmi i cinema bestiale
contra sacrissima matrimoniacale
criminale atheistarum rerum novarum,
(et com spiritu tuo), cortomo:
nix aan de handa.
Het was jammer, dat het zo kort duurde.
Maar toen het uit was, was er fijne muziek van het leger.
Ik vind dit leven al geweldig. En straks nog
het eeuwige leven in de Hemel. Je vraagt je wel eens af:
'Waar hebben wij het aan verdiend?'
 
En alleen Gerrit Zalm barstte daarop in lachen uit. De econometrisch geschoolde rest van het gezelschap had geen idee waar ik het over had. De spreadsheettrein snapte daar niets van.’ 
 
Hoe voorkomt u dat u wordt doodgeknuffeld door de meritocratische elite: ach, kijk die jonge dominee toch lekker obstinaat zijn. Laten we Van Zwieten ’s inhuren voor een leuk tegengeluidje. De ceo-fluisteraar die Salonfähig wordt, dat moet toch een schrikbeeld zijn.
 
RvZ: ‘Ik sta al twaalf jaar in mijn ambt. Dus ik heb mijn reputatie in laagjes opgebouwd. Ik ben onafhankelijk van geest en geld; hoef niet met meel in de mond te spreken. Wat ik doe, doe ik vanuit een roeping. Ik denk dat ik hiertoe ben geroepen in dit leven. Ik heb veel karaktereigenschappen die mij zouden kunnen drijven om het op basis van andere motieven te doen, maar door steeds terug te gaan naar je bron, word je ook iedere keer weer opnieuw dienaar. Daarom blijf ik op zo’n 25 zondagmorgens per jaar in den lande, van Schiermonnikoog tot Oostkapelle, als invaller de dienst overnemen. Om naast het woord te dienen ook vooral mezelf weer te relativeren.’
 

Uw scriptie ging al over de onzichtbare hand van de koopman en de dominee. Maar die dominee-koopmancombi blijft voor veel mensen toch lastig. We kunnen Van Zwieten niet goed indelen. Dat is erg ongemakkelijk. 
 
RvZ: ‘Ik heb een studentenbedrijf gehad en ik ben er trots op dat ik er flink geld mee heb verdiend; trots dat ik een Tesla kan rijden als dominee. Maar we willen graag zwart-witdenken: geld is slijk der aarde. Is fout, aards vies, taboe. Maar als geld een middel is, dan is het ook een middel dat waarde uitdrukt, en dan moet je het gesprek aangaan: wat is iets waard? Wat ik heel belangrijk vind is dat ik tegen de elitejongens zeg: rituelen voor huwelijk en begrafenis? Wat is dat je waard ten opzichte van jouw professionele tarief? Of jij die musici laat spelen voor een habbekrats op jouw fuifje… wat is dat nou eigenlijk waard tegenover jouw adviseurschapje?
Tussen The Wolf of Wallstreet en Moeder Theresa is er een grijs gebied dat noodt tot koorddansen. Zoals Gerrit Komrij zegt: 
 
Zolang ik mijn gehate ik maar kén
En in de gaten houd ben ik niet bang.
Elk uur van lauwheid is een uur te lang. 
 
(uit: De Demon)

 
Ruben van Zwieten
Ruben van Zwieten (Ermelo, 15 juni 1983) studeerde theologie en rechten aan de Universiteit van Leiden. Nog tijdens zijn studie richtte hij de High Potential Academy op, een uitzend- en recruitmentbureau voor studenten en young professionals. Zijn bedrijf groeide uit tot een bedrijf voor jong talent voor banken en financiële instellingen. In 2007 volgde hij de predikantsopleiding van de Protestantse Kerk in Nederland. Een jaar later lanceerde hij met collega-predikant Ad van Nieuwpoort het project Zingeving op de Zuidas. Vandaaruit werd in 2013 in Amsterdam het ontmoetingscentrum De Nieuwe Poort op de Zuidas, inclusief restaurant, bar, vergaderzalen en kunstpodium gelanceerd. Inmiddels is er ook een ontmoetingshuis in het Groot Handelsgebouw van Rotterdam en in Valencia (El Nueovo Puerto). Met zijn projecten en beschouwingen trekt Van Zwieten regelmatig de aandacht van de media. Mede daardoor won hij in 2013 de prijs Theoloog des Vaderlands. In datzelfde jaar verscheen van de hand van Van Zwieten en Van Nieuwpoort het boek Bijbel op de Zuidas, dat gaat over hun ervaringen. Recent verscheen Elite gezocht, dat hij schreef samen met Quote-hoofdredacteur Sander Schimmelpenninck en werd Van Zwieten benoemd tot Young European Leader Klas 2019 in Brussel. Hij is lid van het bestuur van het VUmc Fonds, lid van het ADORE-bestuur van het alzheimer- en kankercentrum AUMC, voormalig lid van de Monitoring Commissie Code Banken, voormalig adviseur van het bestuur van De Goldschmeding Foundation en voorzitter van 75 Jaar Bevrijding van Europa in Normandië 2019. Ruben van Zwieten stond in De Dikke Blauwe 100 van filantropie-influentials van 2017 op plek 77. 
 
Elite Gezocht
‘Elite Gezocht’ door Ruben van Zwieten en Sander Schimmelpenninck verscheen in maart 2019, een uitgave van Prometheus.
ISBN 978 90 446 40151 
 


 
De Blauwe Belofte
Informatie over De Blauwe Belofte, de ‘Polderpledge’ van opinieplatform De Dikke Blauwe, vindt u op: www.deblauwebelofte.nl.
 
Auteur Edwin Venema schreef dit interview in opdracht van Stichting Lenthe. Venema was meer dan tien jaar hoofdredacteur van De Dikke Blauwe, waarvan deels samen met Charles Groenhuijsen. Hij is tegenwoordig zelfstandig ondernemer vanuit zijn redactiebureau De Kopijmeester.
6/6