Ondermijning

Het zijn angstige tijden. Foto: Alexandra Gorn/Unsplash
Het zijn angstige tijden. Foto: Alexandra Gorn/Unsplash
2 december 2021
Opinie | | Goede doelen

Het zijn angstige tijden. We zijn bang voor een ongekende klimaatramp, we zijn bang voor corona en de onvermijdelijke nieuwe varianten. We zijn ook bang voor terrorisme, witwassen en ondermijning van onze democratische samenleving. En terecht. De vraag is wel hoe we ermee omgaan, en hoe we voorkomen dat de voorgenomen maatregelen schadelijke neveneffecten hebben in de samenleving die we juist willen beschermen. Als goede doelensector lopen we regelmatig tegen forse bedreigingen aan van de maatschappelijk ruimte om ons werk te doen. En dat is voor een democratische samenleving levensgevaarlijk.
 
Maatschappelijke democratie
Politiek filosoof De Toqueville stelde in zijn historische studie van de Amerikaans democratie in de eerste helft van de 19e eeuw al dat de intermediaire macht  van een maatschappelijke middenveld onmisbaar is voor het functioneren van een gezonde democratie. Nederlands eerste filantropoloog, professor Theo Schuyt, stelt recent in zijn boek Filantropie overtuigend dat filantropie net zo’n wezenlijk en onmisbaar onderdeel van samenlevingen is, als overheid, markt en het gezin. En nergens zien we dat beter geïllustreerd dan in Nederland, waar 80% van de bevolking geeft aan goede doelen en 40% vrijwilligerswerk doet.

100% veiligheid?
Dus wie ons land wil beschermen tegen ondermijning moet daarbij wel voorkomen dat het maatschappelijk cement van de filantropie en passant wordt uitgehold. In de 100% veilige staat zal ieder spontaan burgerinitiatief worden gewantrouwd en bedolven onder regels, eisen en drempels. Zo erg is het in Nederland absoluut niet. Maar de Branche Organisaties Filantropie moeten de afgelopen jaren wel steeds intensiever ten strijde trekken tegen de vaak onbedoelde neveneffecten van daadkrachtig overheidsbeleid tegen terrorisme, witwassen en andere vormen van ondermijning. Daarbij pleiten we ook voor hoor en wederhoor bij overheidsinstellingen zoals het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) dat in 2020 in de Nationale Risico Analyse stellige uitspraken publiceerde over onze sector als ‘hoog-risico voor witwassen en terrorisme financiering’.

En de markt dan?
Ook in onze contacten met de marktsector lopen we tegen venijnige neveneffecten op. Dat werd in het recente  seminar 'Geen ver-van-je-bed-show’  van CBF en Goede Doelen Nederland indringend geïllustreerd: 11% van de erkende goede doelen ervaart belemmeringen van regelgeving in de dienstverlening door hun huisbank. Een bankrekening openen voor een nieuw goed doel is inmiddels een pittige uitdaging en projectovermakingen voor humanitair werk in ‘hoog-risicogebieden’ worden nogal eens opgehouden omdat de bancaire algoritmes op hol slaan als het noodhulpproject bijvoorbeeld in Sudan of Syrië is gesitueerd of als een projecttitel het woord watertank bevat. Die algoritmen zijn wellicht een groot goed voor routineuze exercities, maar werken al gauw als een kanon op een mug, als het gaat om goed doen in de marges van onze samenleving.

Oplopende rekening
Voor een gemiddeld goed doel zijn in 10 jaar tijd de accountantskosten meer dan verdubbeld. Dat komt niet doordat onze organisaties hun administraties en governance alsmaar ingewikkelder hebben gemaakt. De oplopende kostenfactor zit in de alsmaar uitdijende compliance regels en procedures binnen de accountancy zelf.
De markt heeft een taak gekregen als poortwachter in de bestrijding van terrorisme financiering en witwassen. Prima, maar tel de angst voor het kwaad op bij de angst voor reputatieschade van het dienstverlenend bedrijf, en het eindresultaat kan verlammend werken op de hulp aan zeer kwetsbare groepen mensen. Impactvol werk dat vaak toch al onder zeer complexe omstandigheden wordt uitgevoerd.
 
Zelfregulering
We hebben als sector de afgelopen vijf jaar zelf de Erkenningsregeling Goede Doelen helpen inrichten en verbeteren. Omdat het vertrouwen van de samenleving essentieel is. We hebben met succes de maatschappelijke discussies over integriteit vertaald in extra normen en indicatoren die het CBF jaarlijks toetst. Mocht dat ook nodig zijn om risico’s op betrokkenheid bij ondermijning te minimaliseren, dan staan we ook daar voor open. CBF en Goede Doelen Nederland zijn maar vast begonnen met de discussie in eigen kring wat goede doelen meemaken, om dat bij overheid en banken aan te kaarten. Maar ook hoe we alert en effectief de risico’s van misbruik van fondsen kunnen zien en neutraliseren, terwijl we ons werk blijven doen. Al die ervaringen en oplossingen gaan onderling gedeeld worden in een kennisbank. Want aan de basis van al onze normen en checks and balances ligt een rotsvast vertrouwen in de bewezen effectiviteit van zelfregulering, inclusief jaarlijks, onafhankelijk CBF-toezicht. Dat werkt, ook tegen ongefundeerde angst voor misstanden in de filantropische sector. Maar al te vaak is angst immers een slechte raadgever.

 Meer artikelen van en over Jan van Berkel lezen: Klik hier.



Jan van Berkel (1954) is voorzitter van Goede Doelen Nederland en de Samenwerkende Branchorganisaties Filantropie (SBF). Daarnaast adviseert hij goede doelenorganisaties in en buiten Nederland over strategie, bestuur en toezicht. Tot eind 2020 werkte hij veertig jaar lang in de goede doelensector. Als zelfstandig consultant en bij diverse bureaus adviseerde hij talloze goede doelen en andere not-for-profits over strategie en positionering. Jan was in 1995 betrokken bij de oprichting van de VFI, voorloper van Goede Doelen Nederland en trad in 2013 toe tot het bestuur van de branchorganisatie, waarvan hij sinds 2016 voorzitter is. In 2019 was hij nauw betrokken bij de oprichting van de Stichting Intern Toezicht Goede Doelen (ITGD).