Het bestuurlijk testament van Dedan Schmidt (CBF)

Schmidt vertrekt bij CBF: 'Op naar de moraal van de dialoog!'
Schmidt vertrekt bij CBF: 'Op naar de moraal van de dialoog!'
17 december 2015
Nieuws | | Personalia

Hij kwam. Hij zag. En reanimeerde met succes toezichthouder CBF. Net op tijd voor het nieuwe Validatiestelsel. Op de drempel van zijn vertrek bij de toezichthouder maakt Filanthropium de bestuurlijke balans op met interimmer Dedan Schmidt: ‘Dit is een emotiesector. Dat is mooi, maar we zijn ook heel erg bang voor negatieve emoties. Bang voor de dagkoers. We moeten beter met stevige kritiek kunnen omgaan en niet in de regelreflex schieten. Op naar de moraal van de dialoog.’

Het was een ‘perfect storm’ waarin CBF terecht was gekomen begin 2014. Directeur Adri Kemps en voorzitter Joan de Wijkerslooth werden beiden door ziekte uitgeschakeld. De toezichthouder – in 1925 opgericht als ‘Stichting Centraal Archief en Inlichtingenbureau inzake het Maatschappelijk Hulpbetoon voor Nederland’ – leek radeloos, reddeloos en redeloos in een periode dat haar imago in de branche een absoluut dieptepunt had bereikt. Het CBF riep het beeld op van een ambtelijke, starre club. Een regeltjesclub en loopjongen van de grote goede doelen, die zich in de aanloop naar een nieuw validatiestelsel ook bij de overheid weinig populair had gemaakt.

Het kostte interimmer en bestuurskundige Dedan Schmidt – expert op het gebied van maatschappelijke organisaties – niet veel tijd om zich te realiseren dat er nog maar één redding mogelijk was: een ‘total reset’. En vooral diep, diep door het stof te gaan. En zo geschiedde. Samen met het bestuur onder leiding van Jaap Nawijn ging het CBF vanaf voorjaar 2014 doen wat het al zo lang niet meer gedaan had: luisteren. Heel goed luisteren. Schmidt zei er in de zomer van 2014 het volgende over in een lang interview met Filanthropium: ‘Ik ga er geen doekjes om winden. Er was onrust in de organisatie. Er moet dus weer rust komen en de relatie met de stakeholders moet weer genormaliseerd worden. We zijn daarom vanaf maart direct gaan praten. Natuurlijk met de mensen intern, maar ook extern met alle beleidsbepalende organisaties en met een aantal fondsenwervende instellingen. Daarnaast hebben ook leden van het bestuur gesprekken gevoerd in het veld.’

2015 heeft in het teken gestaan van het verder ontwikkelen en gereed maken van het Validatiestelsel. Daar heeft het CBF met GDN en IF een grote rol in genomen. Het voorzitterschap heeft Jaap Nawijn toen overgedragen aan Cees Breederveld die zelf uit de sector komt. De rest is een geschiedenis die Schmidt gaat afsluiten als interim-directeur van het CBF aan het einde van dit jaar. Wat laat hij na aan zijn opvolger?

Filanthropium: Jullie gaan straks toezicht houden op normen en bespreekpunten, die worden ontleend aan de gedifferentieerde gedragscode voor de fondsenwervende organisaties. Is al duidelijk wie nu eigenlijk ‘eigenaar’ is van die normen? Hebben jullie als toezichthouder daarin ook een rol? Of staat er een grote muur tussen normen bepalen en toezicht houden?

DS: ‘Wij zijn er in meegegaan dat normen en toezicht uit elkaar moeten. Dus we moeten naar zowel een normsteller als een toezichthouder. CBF en RfB (Stichting Raad voor Financiele Betrouwbaarheid, een kleine keurmerkverlener die gaat fuseren met CBF, red.) bouwen zich nu tot de toezichthouder om. Heel erg belangrijk is dat dat toezicht onafhankelijk is; dat we een stevige organisatie worden en dat we geen loopjongen van enige andere partij zijn. Dat zegt dat we qua financiën en governance onafhankelijk moeten zijn. Dat leidt tot onafhankelijke oordeelsvorming. Over de normstelling: ik vind het verstandig dat degene die er het meeste van af weet, de sector zelf, de voorbereiding doet van de nieuwe, moderne normen. Maar hoe ze dan vervolgens formeel worden vastgesteld? Ik denk niet dat het verstandig is dat ledenvergaderingen van de koepels dat alleen doen. Wij hebben in ons adviesrapport Toekomst Toezicht Filantropie in het nieuwe stelsel niet voor niets aanbevolen om daartoe een multistakeholder-orgaan in het leven te roepen. Die normen moeten immers geaccepteerd worden door de donateurs, begunstigden, overheid. Breed moet kunnen worden gezegd: dit zijn onze normen. De sector kan het dus wel veel voorbereiden, maar de normstelling zelf moet onafhankelijk plaatsvinden. Wat we nu weten uit recent onderzoek is dat de donateurs dit ook vinden. Dit kan niet (alleen) door de brancheorganisaties worden gedaan. We hebben onze legitimiteit als toezichthouder in de sector weer terug kunnen pakken door goed te luisteren. Het is nu zaak die legitimiteit vast te houden en uit te breiden. En die geldt zowel voor de normen – breder dan alleen maar de sectornormen, maar ook door alle stakeholders gelegitimeerde normen – als ook voor het toezicht. Iemand moet zeggen: ‘het is logisch dat de toezichthouder ingrijpt!’ En daar moeten we, dus in het besturen van het nieuwe stelsel, stappen maken.’

Filanthropium: Beetje laat wel, voor zulke fundamentele keuzes over normstelling in het nieuwe stelsel. Klinkt als: hete kolen die niemand nog uit het vuur durft te pakken.

DS: ‘Ja en nee. Het is wel heel erg veel allemaal en dus moet je faseren. Kijk, voor de fondsgevende vermogensfondsen, die de normstelling wel in eigen hand willen houden, ligt het anders. Maar voor organisaties die mede fondsen werven bij het publiek, heb ik nu het beeld dat de sector weliswaar doet aan beleidsvoorbereiding, maar dat de normstelling onafhankelijk tot stand moet komen door een multistakeholder-orgaan. Dat orgaan moet ook kunnen zeggen: ‘deze normen moeten anders of scherper’. Ook als de sector dat niet leuk vindt. Daar hoort ook onderzoek bij naar wat het publiek vindt. De stevigheid van deze sector hangt heel erg af van de legitimiteit en acceptatie van normen en toezicht door de gehele maatschappij.’

Filanthropium: Zou het kunnen komen omdat er binnen de koepels eerder gesuggereerd is aan de leden dat die normstelling wel ‘van ons’ blijft, omdat ‘buitenstaanders’ er toch niets van begrijpen?

DS: ‘Dat zul je aan die koepels moeten vragen. Ik constateer in mijn gesprekken met goede doelendirecteuren dat zij zich goed realiseren dat de onafhankelijkheid van de normstelling en de publieksacceptatie nauw samenhangen.’
 

Filanthropium: Maar toezicht zonder relatie met normen is vragen om moeilijkheden. Die twee moeten kunnen interacteren om de beide scherp en up-to-date te houden.

DS: ‘Die verwevenheid is er. En maakt het ook weer complex. Als normen worden geïnterpreteerd zonder de geschiedenis en context, gaat het inderdaad helemaal fout. Je moet weten: ‘waarom was deze norm er ook alweer?’ Als je dat niet doet, gebeurt er iets waar we nu juist helemaal van zijn teruggekomen, namelijk de regel interpreteren naar de letter. Het gaat ook nadrukkelijk om de geest. Een voorbeeld: in het huidige systeem mag er bij een vriendenstichting geen overlap in besturen en toezicht zitten. Maar als een vriendenstichting van een museum alleen maar is ingericht om het museum te supporten, is het helemaal niet zo gek dat die overlap er is. En dan kunnen wij in de regel zeggen: ‘dat mag niet’, maar waarom was die regel ooit ingesteld? Om belangenverstrengeling te voorkomen. En daar is in dit voorbeeld geen sprake van.’

Filanthropium: Goed, legitimiteit uiteindelijk door een onafhankelijke normsteller en een goede representatie van de stakeholders. Maar dat laatste is een bijna traditioneel probleem. Hoe vertegenwoordigen jullie de belangen van het gevende publiek? Is het representeren van stakeholders door middel van burgemeesters intussen niet erg achterhaald? Jullie hebben er drie in het bestuur en een in het College van Deskundigen…

DS: ‘Nee. Een burgemeester is juist een heel goed idee! Achteraf gezien dan. Misschien leek het een tijdje niet zo’n goed idee. Door de wederopkomst van de civil society, met een terugtredende verzorgingsstaat, staan burgemeesters echter weer helemaal op het kruisvlak van alle belangen in de lokale samenleving en ze pakken dat bestuurlijk op.’

Filanthropium: De burgemeester is weer hip, maar dat was hij lange tijd toch helemaal niet?

DS: ‘Ja, de ironie is dat we als CBF met die representatie een beetje uit fase leken te lopen. In de tijd dat de burgemeester misschien een minder voor de hand liggende keuze was, hielden we eraan vast. Nu het burgemeestersambt weer nieuwe lading krijgt, komen dit soort vragen op. Mijn advies: koester de burgervader! Maar er zijn ook mogelijkheden om het vanuit de deskundigheid te doen. Dat is dan niet een vertegenwoordiging, maar misschien moet je denken in termen van ‘kroonleden’ als bij de SER. En wij hebben nog vanuit het oude stelsel, op weg naar het nieuwe, het ‘College van Deskundigen’ van het CBF. Een zeer toegeweid en deskundig gezelschap. Dat zou een voorlopige oplossing kunnen bieden voor het vraagstuk wie straks de normen formeel moet gaan vaststellen, nu we nog geen multistakeholder-orgaan hebben.’

Filanthropium: Dan zal het huidige College van Deskundigen wel verbreed moeten worden, bijvoorbeeld met een vertegenwoordiger van de achterban van het IF.

DS: ‘Daar zal dan inderdaad over gesproken moeten worden, bijvoorbeeld over een tijdelijke verbreding. Maar als het aan mij ligt, zou ik het nog wel breder willen dan alleen IF: ook vertegenwoordigers uit andere deelsectoren, zoals Partos.’

Filanthropium: Er zitten wel weer allerlei hoogleraren en deskundologen in zo’n College. Hebben die wel voeling met de onderbuik van gevend Nederland?

DS: ‘Wij hebben duizend mensen gevraagd naar wat zij belangrijk vinden als het gaat om de betrouwbaarheid van goede doelen door in volgorde te zetten wat men het meest en minst belangrijk vindt. Daar komt uit dat het publiek het veel belangrijker vindt dat het geld door goede doelen goed wordt besteed, dan dat de doelen worden bereikt. Wat we ons moeten realiseren is dat vanuit de sector en wetenschap sterk wordt gestuurd op de vraag wat je bereikt, terwijl de reden om te geven voor een heel groot deel komt vanuit compassie.’

Filanthropium: Geen wonder toch, als je de donateurs een halve eeuw lang opvoedt met de idee dat je vooral ‘strijkstokkosten’ moet vermijden?

DS: ‘Ja en nee. Zeker horen wij hier ook een echo van de aandacht voor kosten, maar het andere deel is dat veel mensen vanuit compassie of gevoel geven en niet vanuit een rationele afweging over effectiviteit of maatschappelijke meerwaarde. Wij weten dat er ‘donor darlings’ zijn en doelen die verder van het bed staan.’

Filanthropium: Maar als donateurs zelf ‘trust me’ belangrijker vinden dan ‘show me’, waarom dan toch de swing in het nieuwe stelsel naar prestaties?

DS: ‘Je moet het vooral wel doen: al een tijd zie je voorlopers uit wetenschap en journalistiek dit onderwerp agenderen. Heel simpel gezegd: je kan niet heen om de redenering dat mensen uiteindelijk geven om een doel te realiseren. Dus als je kunt kiezen tussen een organisatie met een mooi doel en eentje met een mooi doel dat ook bereikt wordt, kies je toch voor het laatste. Als we derhalve alle organisaties in een doelrealisatie kunnen kijgen, is dat goed. Een meer defensieve redenering is dat we graag aan het kostenframe willen ontsnappen. Vind ik overigens ook legitiem.’

Filanthropium: Maar goede doelen zouden het zelf toch ook moeten willen? Los van wat donateurs ervan vinden? Je wilt toch weten of je een verschil maakt of niet? Maar niet iedereen lijkt het te willen.

DS: ‘Ik denk wel dat ze het willen. Dit is toch een emotiesector. We zijn heel erg bang voor de negatieve emoties. Doodsbang voor slecht nieuws. Gelukkig niet allemaal. Uiteindelijk zullen we die angst moeten laten varen. In elke sector waar ik kom, is imago een probleem. Er is echter een tegeltjeswijsheid die zegt: ‘Niks erger dan te worden doodgezwegen’. Ook slecht nieuws is goed nieuws, als je er maar goed mee omgaat. Je moet naar buiten gaan. Dat deze sector dingen onder de pet wil houden, is niet goed. Daarom is het goed als er een toezichthouder is die echt kan ingrijpen als iets niet goed gaat. Als het publiek ziet dat er ook dingen die niet goed gaan worden aangepakt, versterkt dat de sector alleen maar.’

Filanthropium: De compassiekaart wordt snel getrokken. Is niet de makke in onze sector dat het maatschappelijk ondernemerschap te veel onderbelicht blijft?

DS: ‘Ik vind in elk geval dat het nieuwe validatiestelsel de deur moeten openzetten voor mensen die maatschappelijke problemen willen oplossen op een andere manier. Ik ben er echt van overtuigd dat mensen die 25 jaar geleden een stichting oprichtten om een maatschappelijk doel te bereiken, nu, als ze 25 zouden zijn, een social enterprise zouden opzetten. Je ziet het in de manier van denken over ontwikkelingssamenwerking: het huwelijk tussen handel & idealen vind ik verstandig. We moeten dus zorgen dat de vernieuwers zich aangesproken voelen tot deze sector. De uitdagers moeten we binnenlaten. De ‘oude modellen’ moeten zich laten uitdagen door de nieuwe, ook als dat tot ‘creatieve destructie’ leidt.’


Filanthropium: Dat veel organisaties willen vasthouden aan oude normen, komt dat niet voort uit protectionisme van hun huidige aandeel in de markt?

DS: ‘Het is niet de rol van de toezichthouder om bestaande partijen te ‘beschermen’. Het gaat erom de hele keten van goed doen zo goed mogelijk te organiseren. Daar horen uitdagers bij. Ook dat sommige organisaties ophouden te bestaan. Of in rap tempo gedwongen worden te vernieuwen. Ik zie dat gevestigde organisaties het daar soms moeilijk mee hebben. En ik zie ook organisaties die succesvol deze slag maken’

Filanthropium: De nieuwe manier van toezichthouden. Wat is dat? Het vliegtuig pakken naar Rwanda om te kijken of het geld ook echt daar is besteed?

DS: ‘Dat gaat te duur worden, maar wij moeten organisaties kunnen vragen ‘heb je dit ook echt bereikt?’ Soms zullen we daarvoor de diepte in moeten; dan willen we het zien. Dan zullen ze het aannemelijk moeten maken. En dan gaat het meer over het gesprek, dan wat er op papier staat. Daar geloof ik helemaal niet meer in. Ik ken voldoende organisaties met een perfect beleid op papier. We gaan werken met een set normen, die we voor een deel gaan controleren en voor een deel risicogericht benaderen. Dat is het feitenonderzoek. En verder moet het eigenlijk gaan over drie basale vragen. De eerste vraag: doe je wat je zegt? Tweede: ben je in control? Derde: realiseer je wat je zegt te realiseren? En bij die eerste vraag hoort ook: of het moreel juist is, of je een bewuste afweging hebt gemaakt.’

Filanthropium: Dit lijkt de richting op te gaan van een keukentafelgesprek. Een idee dat in de sector door Jan van Berkel en Michael Rutgers al eens nieuw leven is ingeblazen. Maar daar ging het om intervisie. Hier gaat het om toezicht. Dat lijkt ons lastig: een luisterend oor en een honkbalknuppel…En daarbij vraagt dit om andere competenties bij de toezichthouder, dan alleen binaire controleurs.

DS: ‘Die analogie komt in de buurt. Dat vraagt bij ons inderdaad om andere competenties en een andere verhouding met de organisaties. Keukentafelgesprekken met kleinere organisaties zouden we al goed kunnen. Voor grotere organisaties moeten we ons verder ontwikkelen en moeten we ook nieuwe mensen aannemen. Ik hoop echter dat we uiteindelijk zo’n relatie kunnen ontwikkelen dat we het over die dingen hebben waar de organisaties echt buikpijn van hebben. Of zouden moeten hebben. Er zijn mensen die zeggen dat de functies controleren en stimuleren & reflecteren niet te combineren zijn, maar ik denk van wel. Vanuit het vertrouwen. En als we denken dat het echt mis is, dan moeten we snel naar de controle kunnen gaan. Dan krijgt de controleur de overhand. Maar mijn stellige overtuiging is dat organisaties ons zullen verwelkomen: ‘ik wil beter worden, dus reflecteer daar maar op’. Beter dan een stempeltje komen halen.’

Filanthropium: Er moet in het validatiestelsel nog een ‘Informatiepunt voor donateurs’ komen: een website of portal voor consumenten. Lange tijd was Kennisbank Filantropie de gedoodverfde kandidaat, maar nu deze databank financieel is uitgeteld, horen we hier niets meer over. Wat wordt jullie relatie met dat nieuwe ‘Infopunt’?

DS: ‘Binnen SBF is bedacht dat we gaan werken met twee toezichthouders. Een voor de vermogensfondsen en een voor de fondsenwervende organisaties, een term die niet helemaal de lading dekt omdat veel organisaties ook andere bronnen hebben dan alleen inkomsten van donateurs en omdat we vooral naar hun activiteiten en hun doelen moeten kijken. Beter zou dus zijn: organisaties die al geld hebben en organisaties die het geld nodig hebben. De eerste stap van toezichthouden is dat we van de organisaties informatie vragen en die maken we vergelijkbaar en controleerbaar. Daarmee creëer je een database. Naarmate we gaan groeien zullen we over al die organisaties betrouwbare data verkrijgen, want dat is ons kernproces: informatie verzamelen, onder één noemer brengen, analyseren en beoordelen en dan een interventie doen (een erkenning, een gesprek). Het mooie bijproduct van de eerst stap is dat die informatie er komt: die stellen wij beschikbaar als open data. Open voor iedereen: wetenschappers, journalisten, toolontwikkelaars. Daar ben ik een groot voorstander van: het open data-principe. Dat leidt tot allerlei innovaties en tot goede businessmodellen. En dat sluit ook aan op internationale ontwikkelingen zoals de IATI standaards. Wij hebben afgesproken dat dit proces ook (later) bij de vermogensfondsen zal plaatsvinden. Dan zal er vervolgens een informatieportal gemaakt worden waarop de input van de twee toezichthouders verzameld wordt. Dan kun je dus op één plek de gecombineerde data vinden.’
 

Filanthropium: Komen in de CBF-database alleen erkende instellingen en welke informatie filteren jullie eruit die niet publiek worden gemaakt?

DS: ‘Het gaat niet alleen om erkende instellingen. Als toezichthouder is het belangrijk dat ik ook informatie verzamel over alle organisaties waarover vragen, klachten of meldingen komen van publiek of pers. Daar leg ik uiteraard files van aan. Die heb ik nodig voor mijn toezicht. Verder zal de gevalideerde informatie van organisaties bekend worden gemaakt, met uitzondering van onderliggende, vertrouwelijke info die ik wel voor mijn toezicht nodig heb, zoals notulen van vergaderingen van RvT’s of de procuratieregeling.’

Filanthropium: Waarom niet nu al niet direct een koppeling met de ANBI-status? Die fiscale beloning geeft toch een raket-boost aan het stelsel? Goede doelen staan straks in de rij om een erkenning bij het CBF aan te vragen.

DS: ‘Wij hebben altijd gezegd dat het systeem moet werken ook zonder een ANBI-koppeling of een Algemeen Verbindend Verklaring. Het best is als het eerst werkt en dat we dan verdere stappen kunnen zetten.’

Filanthropium: Maar je laat een accelerator achterwege. Jullie willen toch geen toezichthouder zijn van 1.200 instellingen, terwijl er nog 20.000 de hemel mag weten hoelang in cyberspace rondzweven?

DS: ‘De incentive is nu: ik wil me laten toetsen, ik wil erkend worden, ik wil meedoen.’ Filanthropium: maar dat heeft tot nu toe toch verbluffend weinig aantrekkingskracht gehad. Waarom nu opeens wel? DS: ‘Niet helemaal waar. Waar we voorheen aan Certificaathouders een bedrag van rond de 500 euro vroegen plus kosten voor accountant en administratie, zetten we nu iets in de markt voor kleine organisaties dat 100 euro kost, waarbij je geen accountant nodig hebt en minder administratieve kosten hebt. En je bent beter zichtbaar.’

Filanthropium: hoe gaan jullie al die organisaties bereiken? Veel organisaties kennen zelfs het woord validatiestelsel niet eens.

DS: ‘Er is een fasering van voorlichting in de branche zelf. Als we medio 2016 voldoende organisaties hebben, gaan we breed naar buiten met een publiekscampagne.’

Filanthropium: Wat is, tot slot, uw balans op sectorniveau op de drempel van uw vertrek?

DS: ‘Ik ga met andere advies- en interim-management opdrachten verder, maar zal de ontwikkelingen in deze sector blijven volgen. Wellicht ook ergens als interne toezichthouder. Wat volgens mij leuk is, is dat al die mensen aan de slag zijn om de wereld beter te maken. In te spelen op compassie en empathie. Ook richting het CBF, toen wij er even heel slecht op stonden. Dat getuigt van verzoening en kracht. Anderzijds moet de sector leren om te gaan met stevige kritiek en zoals gezegd uit de regelreflex komen. We maken zoveel regeltjes dat we het grotere geheel niet meer overzien. Nu zitten we daar in deze sector in vergelijking met andere nog wel aan de gunstige kant, maar we moeten toe naar de moraal van de dialoog. Niet direct met oordelen klaarstaan, maar vragen naar beweegredenen. Heb je erover nagedacht? Dat past bij de kerncompetenties van de organisaties die te maken hebben met empathie, verzoening en medemenselijkheid. Vertrouwen is een soort bankrekening waar iets bijkomt of afgaat, zoals Covey al beweerde. Een slechte pers of relletje betekent niet automatisch dat de hele bankrekening leeg is. Weglopen voor iets wat niet goed is gegaan uit angst voor de dagkoers is niet goed. Je zult het vertrouwen op de lange termijn houden als je eerlijk bent.’
 
4/4