Verdringing door vrijwilligers hoog risico bij overheid en markt

25 februari 2017
Nieuws | | Vrijwilligers

Het risico op ongewenste verdringing van betaalde arbeidskrachten is groot in een vrijwilligers-ondersteunde, service delivery organisatie die niet behoort tot de civil society maar tot de markt of de overheid en waarbij de kostenbesparing vooral relevant is voor die overheid of bijvoorbeeld een verzekeraar. Dat is een van de uitkomsten van een eerste onderzoek door de Erasmus Universiteit in opdracht van het Wetenschappelijk Bureau 50PLUS naar onder andere uitwisselbaarheid met en verdringing van betaalde arbeid (en vice versa). 

Verdringing is actueel onderwerp

Verdringing van betaalde arbeid door onbetaalde, en dus goedkope vrijwilligers is een actueel onderwerp. Onderzoekers Lucas Meijs, Kirsten Parren en Frans-Joseph Simons geven geen definitief uitsluitsel, maar wel inzicht in het vraagstuk van verdringing. Het rapport zegt hierover:
‘De grote aantallen vrijwilligers die in onze samenleving actief zijn en de daaraan verbonden economische waarde hebben als potentieel nadeel dat daarmee betaald werk wordt verdrongen. Tegelijkertijd zal het voor iedereen duidelijk zijn dat deze verdringing bij een vrijwillige voetbaltrainer bij de F4 heel anders is dan bij een vrijwilliger van een bibliotheek. In dit onderzoek is deze intuïtieve vraag geadresseerd door het ontwikkelen van een benadering van uitwisselbaarheid en verdringing. Onder uitwisselbaarheid wordt verstaan dat vrijwilligers en beroepskrachten dezelfde activiteiten kunnen uitvoeren. Uitwisselbaarheid is daarmee een neutrale term, waarvoor geldt dat eigenlijk iedere activiteit die ergens betaald en beroepsmatig wordt uitgevoerd in een andere context onbetaald en vrijwillig wordt uitgevoerd. Op basis daarvan kan duidelijk worden vastgesteld dat vrijwilligerswerk geen functieomschrijving is, maar een typische beloningsstructuur (geen geld).’

Wanneer is er ‘onuitwisselbaarheid’?

De onderzoekers hebben ook gekeken naar situaties waarin er géén uitwisselbaarheid mogelijk lijkt:
‘In het specifiek toegevoegde waarde perspectief wordt, gebaseerd op de inhoudelijke verschillen tussen vrijwilligerswerk en betaald werk, een interventie opgeknipt in delen die beter door vrijwilligers en beter door beroepskrachten kunnen worden gedaan. Deze benadering leidt tot een fundamentele mogelijkheid van ONuitwisselbaarheid van beroepskrachten en vrijwilligers. En met het benoemen van niet uitwisselbare activiteiten is vanzelfsprekend verdringing geen issue meer.’

Waarde tegenover schaarste

Volgens de onderzoekers staat het waarde-perspectief in schril contrast met het zogenoemde schaarste-perspectief:
‘Bij te weinig geld of voldoende geschikte vrijwilligers worden beroepskrachten vervangen, bij voldoende budget of lastig te werven vrijwilligers worden beroepskrachten aangenomen.’
Als beroepsmatig en vrijwillig werk een vergelijkbare waarde creëren, moet de uitwisselbaarheid volgens de onderzoekers in een context worden gezet:
‘Zo zal er in een organisatie waarin alleen vrijwilligers werken, bijvoorbeeld een sportvereniging, veel minder snel sprake zijn van ongewenste verdringing.’

Welke contexten spelen een rol?

De contexten die een rol spelen in de beoordeling zijn:
>de doelstelling (service delivery, mutual support, campaigning)
>de maatschappelijke positionering (civil society, markt en overheid)
>het georganiseerde verband (door vrijwilligers ondersteund, door vrijwilligers gestuurd, door vrijwilliger georganiseerd)
>de begunstigde van de kostenbesparing (vrijwilliger zelf, cliënt /leden, marktpartij, verzekeraar, overheid, etc.)”
 
Per context kan vervolgens een deelredenering worden gemaakt over de mate van uitwisselbaarheid en de ernst van de verdringing: zie onderstaande tabel:

 
Voorlopige conclusies
De onderzoekers benadrukken dat er vooralsnog geen uitspraken zijn te doen over de onderlinge verhouding van de verschillende, hiervoor weergegeven contexten: ‘maar als laatste fase in dit onderzoek is het wel mogelijk om vervolgproposities te maken over de extreme opties. Zo is het risico op ongewenste verdringing groot in een vrijwilligers-ondersteunde, service delivery organisatie die niet behoort tot de civil society maar tot de markt of de overheid en waarbij de kostenbesparing vooral relevant is voor die overheid of bijvoorbeeld een verzekeraar.’
‘Andersom is het risico op ongewenste verdringing laag in een vrijwilligers-gestuurde of –georganiseerde mutual support organisatie waarbij de kostenbesparing direct terecht komt bij de vrijwilliger zelf. Evenzo geldt dat, naast het toegevoegde waarde perspectief, ook zelfwerkzaamheid van vrijwilligers niet of nauwelijks kan leiden tot uitwisselbaarheid en daarmee ongewenste verdringing.’

Standpunt NOV

Vrijwilligerskoepel Vereniging NOV stelt zich op het standpunt dat vrijwilligers in bepaalde omstandigheden betaalde krachten kunnen vervangen, net zoals vrijwilligers vervangen kunnen worden door betaalde krachten. Er zijn echter een aantal randvoorwaarden waaraan voldaan moet worden wanneer vrijwilligers betaalde krachten gaan vervangen:
  1. Het vrijwilligerswerk is echt vrijwillig. 
  2. De vrijwilliger heeft een intrinsieke motivatie om het werk te doen en zich achter de doelstelling van de organisatie of het project te scharen.
  3. De organisatie zorgt voor een goed vrijwilligersbeleid.
  4. De organisatie zorgt voor deskundigheidsbevordering.
  5. De organisatie zorgt voor een veilige omgeving en goede afspraken over de verantwoordelijkheden.
  6. De organisatie is geen profit-organisatie, maar werkt zonder winstoogmerk.
  7. De rolverdeling tussen eventuele beroepskrachten en vrijwilligers is duidelijk en in de praktijk ook evenwichtig. Iedereen weet wat hij moet doen en er is onderling respect. Zo kan het zijn dat de beroepskracht er juist is om de vrijwilligers te ondersteunen in plaats van andersom.
  8. De grenzen aan wat een vrijwilliger mag doen (bijvoorbeeld in de zorg) veranderen, maar verdienen elke keer weer discussie en heldere afspraken.
Vereniging NOV is ook van mening dat overheden en organisaties heel duidelijk moeten beseffen dat het niet vanzelfsprekend is dat vrijwilligers (voorheen betaalde) taken uitvoeren. NOV: ‘Overheden en organisaties doen zichzelf (en anderen) een groot plezier dit mee te nemen bij het opstellen van realistische doelen. Voor veel maatschappelijke functies, en ook voor de ondersteuning en coördinatie van vrijwilligers, zal altijd geld nodig zijn. Verhoging van belastingen, betrekken van fondsen en samenwerking met het bedrijfsleven kunnen hieraan bijdragen. Nederland kent een enorm percentage vrijwilligers met een maatschappelijke betrokkenheid. Aan het een beroep doen daarop zitten echter grenzen; mensen moeten een inkomen hebben, hebben familie, ander vrijwilligerswerk, hobby's etc.’

Bron: NOV
►Wilt u voortaan elke donderdagochtend het laatste nieuws, opinies en achtergronden over de wereld van doneren & sociaal investeren? Voor een geheel kosteloos abonnement op DDB Journaal: klik hier.