Een modelhuwelijk tussen Hollandsche koopman & dominee

Matthëus 6:2-4
Matthëus 6:2-4
11 mei 2017
Opinie | | Filantropen

In navolging van De Dikke Blauwe zijn er nu ook publieksmedia zoals Quote en NRC Handelsblad die tegenwoordig extra belangstelling tonen voor de filantropische activiteiten van ’s lands zeer vermogenden. Die zijn blijkbaar sexyer dan de macrocijfers over geheel gevend Nederland. Terwijl de 5,7 miljard euro van ‘Geven in Nederland 2017’ vorige maand enigszins onderkoeld werden gebracht door NRC, pakte de krant afgelopen week uit met een groot drieluik over de rijkste familiestichtingen. Dat de dertig rijkste families in 2015 bijna een kwart miljard schonken aan het goede doel was zelfs de opening van de vrijdageditie.
 
De cijfers die NRC naar voren brengt, waren grotendeels al bekend uit openbare bronnen, zoals het anbi-register en zijn overigens hopeloos inadequaat: giften buiten de anbi’s om verdwijnen immers volledig van de radar. De verdienste van onderzoeksjournalist Joep Dohmen ligt op een ander vlak. Het is hem gelukt om een van de filantropen - Maurice Brenninkmeijer - te verleiden tot een interview. Dat mag letterlijk wel in de krant, want Nederlandse topweldoeners zwijgen doorgaans als het graf. Sterker nog: sommigen zien af van de anbi-status om zelfs de geringste vormen van persoonlijke en financiële transparantie uit te sluiten. Waarom?
 
Er is een aantal redenen voor terughoudendheid die samen iets zeggen over onze grootgeefcultuur. Soms kun je door openheid je grantees in dictatoriaal geregeerde landen in gevaar brengen. Of jezelf en je familie (ontvoering/afpersing). Maurice Brenninkmeijer noemt naast privacy en veiligheid ook de invloed van de bijbel: als je goed doet, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet (Mattheüs). Dat argument komt misschien archaïsch over in een sterk geseculariseerde samenleving, maar het is wel kenmerkend voor de traditioneel getroubleerde houding van Nederlanders tegenover rijkdom. Onze egalitaire poldercultuur is tot op de dag van vandaag hardvochtig voor elke vorm van standsverschil gebaseerd op de hoogte van je bankrekening.
 
Onze mores maken het voor filantropen dus niet gemakkelijk om zonder last over hun maatschappelijke vrijgevigheid te praten.* Tenzij er andere, duistere redenen zijn om hierover het stilzwijgen te bewaren, zijn er namelijk ook goede redenen om het juist wél te doen. Uit onderzoek van onder andere de Nederlandse toponderzoekers Pamala Wiepking en René Bekkers blijkt zonneklaar dat rolmodellen een belangrijke succesfactor zijn voor het filantropisch klimaat in een land.
 
Voor het activeren van het ‘filantropisch overschot’ bij veel andere vermogenden is het daarom van betekenis dat mensen als Maurice Brenninkmeijer de muur van stilte - al is het nog niet helemaal con amore - uiteindelijk toch doorbreken. Potentiële major donors hoeven daarbij heus niet alleen met verheven motieven tot filantropie verleid te worden. DDB-Expert Ineke Koele wees al eerder op het belang van money with a meaning tegenover money as a divider binnen vermogende families.
 
De onverbiddelijke Hollandsche moraal van dit verhaal: door je vermogen enerzijds in te zetten voor goede doelen getuig je van verantwoordelijk rentmeesterschap tegenover de samenleving en versterkt een juiste relatie tot het vermogen (‘goed geld’) anderzijds de familieverbanden en houdt het familiekapitaal bij overdracht duurzamer in stand. Een beter huwelijk tussen koopman en dominee (pastoor) lijkt in het Land van Goed Doen niet denkbaar.
 
*al zijn er natuurlijk ook uitzonderingen, zoals het echtpaar Joop & Janine van den Ende, die als winnaars van de DDB100 vorig jaar vrijelijk spraken over hun filantropische motieven