Grote goede doelen verliezen aanhang; 'kleintjes' plussen juist

11 oktober 2016
Nieuws | | Wetenschap & Onderzoek

Vooral grote goede doelen (met meer dan €20 miljoen inkomsten) lijken draagvlak in de samenleving te verliezen: het aantal leden en donateurs liep in 2015 ten opzichte van het jaar ervoor terug met bijna 7 procent. Middelgrote organisaties zijn stabiel, maar kleinere organisaties (minder dan €5 miljoen inkomsten) zagen hun aanhang echter fors groeien met ruim 8 procent. Dit blijkt uit gegevens van leden van Goede Doelen Nederland. Bij deze koepel zijn 145, vooral nationaal opererende, goede doelen in ons land aangesloten: samen vertegenwoordigen zij naar schatting tweederde van de bestedingen aan maatschappelijke doelen in Nederland: ruim 2 miljard euro jaarlijks.
 
Het jaarlijkse ledenrapport van Goede Doelen Nederland wordt als een goede graadmeter beschouwd voor ontwikkelingen bij fondsenwervende goede doelen: niet minder, maar ook niet meer dan dat, gezien de extrapolatierisico's. De gemiddelden die de koepel publiceert op sectorniveau - op basis van gegevens van bijna 100 van de 145 leden - kunnen gemakkelijk het zicht benemen op de ontwikkelingen van individuele organisaties binnen een bepaalde schaalgrootte. Zo is er een aantal (zeer) grote goede doelen met inkomsten ver boven de €20 miljoen per jaar; een groep middelgrote organisaties (€5-€20 miljoen) en kleinere organisaties (minder dan €5 miljoen). De verschillen tussen die categorieën voor wat betreft inkomsten, kosten en bestedingen belopen soms een factor 2 of zelfs 7, waardoor hier het gezegde dat je toch kunt verdrinken in een rivier van gemiddeld één meter diep zeker van toepassing is.
 
Daling donateurs in hoogste categorie
Significant is de daling van donateurs en leden in de hoogste categorie: een gemiddelde teruggang van 6,7 procent (in absolute zin blijven er dan een kleine 6 miljoen Nederlanders over). Middelgrote organisaties laten een stabiel beeld zien (een kleine 2,5 miljoen Nederlanders), terwijl de 'kleintjes' fors plussen: plus 8,6 procent (een krap half miljoen leden & donateurs). Grote verliezers (op sectorniveau, dus niet uitgesplitst naar schaalgrootte) zijn hier organisaties op het gebied van internationale samenwerking en van welzijn & cultuur. Kleine plusjes zijn er voor gezondheid en natuur & milieu.
 
Verreweg de meeste vrijwilligers zijn actief in het domein van cultuur & welzijn (43 procent), gevolgd door internationale samenwerking (37 procent). Als het gaat om collectanten domineren de gezondheidsorganisaties traditiegetrouw het beeld: ruim driekwart van alle collectanten loopt hiervoor met een bus langs de deuren in Nederland.
 
Stijging in totale inkomsten
Aan de inkomstenkant zijn ook enkele bijzonderheden zichtbaar die in strijd lijken met de eerdergenoemde draagvlakontwikkeling. Waar de grote organisaties leden en donateurs verliezen, boeken ze een lichte stijging aan totale inkomsten van +3,6 procent (met natuur & milieu als significante plusser), terwijl de 'kleintjes' hun totale inkomen zien achteruitgaan met bijna 9 procent! Kijken we naar de bron van inkomsten, ook in relatie tot het kostenniveau, dan wordt duidelijker welke factoren hier een rol spelen. Vooral de kleinere organisaties zijn sterk afhankelijk van inkomsten uit eigen fondsenwerving: die maken liefst 75 procent uit van de totale inkomsten. Als je gemiddeld op driekwart van je inkomsten dan bijna 4 procent in de min gaat ten opzichte van 2014, tikt het hard aan. Zeker als je ook de kosten fondsenwerving hierbij in ogenschouw neemt: deze zijn bij de kleinste organisaties gemiddeld bijna het dubbele (13 procent) van die bij grote goede doelen (6 procent).
 

Grote goede doelen ontvangen daarbij veel meer inkomsten uit subsidies dan kleintjes: met een factor... zeven! Subsidie-inkomsten maken ruime eenderde van de totale inkomsten uit bij de grote clubs (34 procent, met internationale samenwerking traditiegetrouw als koploper) en maar voor 5 procent bij de kleintjes. Bij inkomsten uit beleggingen is er een omgekeerd beeld: kleine organisaties hebben hieruit relatief meer dan twee keer zoveel inkomsten (5 procent van totale inkomsten) dan grote (2 procent van totale inkomsten). Een andere factor in de eigen fondsenwerving betreft de contributies. Die vormen bij de grote organisaties nog steeds een belangrijke bron van inkomsten: 11 procent, vijf keer meer dan bij de kleintjes (2 procent).
 
Doelbesteding
Op het gebied van de doelbesteding - het feitelijke raison d'être van de goede doelen -  is er goed nieuws en minder goed nieuws. Op sectorniveau is er een lichte stijging van bestedingen van 0,4 procent naar een totaal van €1,929 miljard (€1.922 miljard in 2014): afgezet tegen de totale inkomsten 85 procent.
Opvallend is echter dat in het domein gezondheid juist een daling van bijna 10 procent valt te noteren, terwijl internationale samenwerking plust met 3,4 procent. Kijken we naar grootte van de organisaties, dan is de stijging in doelbesteding bij de kleintjes het grootst: 2,1 procent tegenover slechts 0,6 procent bij de grote organisaties.
 
Het sectorrapport constateert: 'De kosten voor beheer en administratie zijn nagenoeg gelijk gebleven. De wervingskosten stegen licht met 2,3 procent.' Dat laatste is een op zijn zachtst gezegd opmerkelijke formulering. Waar de besteding is gegroeid met 0,4 procent, zijn de kosten fondsenwerving ten opzichte van de gestegen doelbesteding gegroeid met een factor vijf. Waarom die kosten harder zijn gegroeid dan de doelbesteding is niet duidelijk, maar dat zou ten minste een toelichting verdienen.
 
Directiesalarissen
Tot slot cijfers over het 'werkgeverschap' van goede doelen. Uit recent onderzoek van Geven In Nederland is opnieuw gebleken dat dit voor de gevende Nederlanders een belangrijk onderwerp is: de kosten van de organisatie, en in het bijzonder het salaris van de directeur, is en blijft een heet hangijzer.
De leden van Goede Doelen Nederland die meededen aan het sectoronderzoek komen aan een gemiddeld directeurssalaris van net geen ton (€99.905), maar hier speelt de grootte van de organisatie traditiegetrouw een belangrijke rol. De directeur van een groot goed doel verdient gemiddeld €112.144; van een middelgroot doel is het salaris €103.766 en bij de kleintjes gaat de directeur gemiddeld met €81.923 naar huis. Voor de leden aangesloten bij Goede Doelen Nederland geldt een salarisplafond van €144.000, afgeleid van het maximum dat geldt in het kader van de Wet Normering Topinkomens (WNT). De koepel heeft aangekondigd nog deze maand de directeurssalarissen van al haar leden bekend te maken.
 
Wilt u het gehele rapport downloaden? Klik hier.
2/2