Groeiende ongelijkheid baart zorgen Vrouwelijke bestuurders fondsen en stichtingen bijeen

Het inflatiespook. 
Het inflatiespook. 
31 juli 2023
Verslag | | Filantropie

De historisch hoge inflatie werkt door in alle sectoren van de Nederlandse economie en dus ook in de filantropie. Madelon van Leeuwen van de ING Stichtingen & Instellingen desk organiseerde onlangs op het hoofdkantoor van de grootbank een bijeenkomst met vrouwelijke bestuurders van stichtingen en instellingen over de impact van inflatie – geldontwaarding of stijging van het algemene prijspeil – op de filantropische sector.



20230710172924_foto-event-23-juni-23-1--copy.jpg

Vrouwelijke bestuurders van stichtingen en instellingen bijeen. (FOTO: ING). 

De bestuurders vertegenwoordigden fondsen en stichtingen actief in de gezondheidszorg, cultuur, welzijn en armoedebestrijding. Moderator was Adriana Esmeijer, voorzitter van de Raad van Commissarissen van de Nationale Postcode Loterij en VriendenLoterij en toezichthouder bij diverse fondsen en instellingen. In dit verslag zetten we na de conclusie vijf belangrijke en urgente aandachtspunten op rij inzake de impact van inflatie op de filantropische sector.

Conclusie: wees gespitst op 'onzichtbare armoede'
Moderator Adriana Esmeijer: ‘De aandacht van fondsen gaat momenteel minder uit naar de gevolgen van inflatie voor de eigen organisatie, maar meer naar de groeiende ongelijkheid tussen de verschillende huishoudens. De inflatie heeft vooral impact op mensen die toch al kwetsbaar zijn. Dit betekent dat we oog moeten hebben voor mensen die door het bestaande vangnet niet opgevangen worden en niet altijd goed in beeld zijn, de ‘‘onzichtbare armoede’’. Juist deze groep en hun verhalen zouden veel beter voor het voetlicht moeten komen.’

1 De (loon)kosten van fondsen en stichtingen stijgen
De inflatie zorgt bij een aantal stichtingen voor een opwaartse druk op de kosten. De sterk stijgende kosten komen grotendeels door hogere loonkosten. Een van de bestuurders: ‘Hoewel onze inkomsten uit donaties en subsidies nog toenemen, stijgen de kosten per saldo harder.’  Een andere bestuurder: ‘Wij adviseren en mede-financieren een niet-gesubsidieerde instelling. Deze organisatie zal moeten voldoen aan de CAO-eisen waardoor de loonkosten een stuk hoger worden.’ 

De discussie over lonen stond hoog op de agenda. Het aandachtspunt van de hogere loonkosten geldt voor het brede speelveld. Om het even of het een culturele instelling dan wel een gezondheidsfonds betreft. Fondsen en stichtingen willen enerzijds goed zorgen voor hun personeel en anderzijds zo veel mogelijk van hun inkomsten besteden aan de doelstelling en de missie. Dat is een dilemma.

2 Donaties en nalatenschappen van huishoudens blijven op peil
Het algemene beeld is dat donaties en bijdragen van particulieren op peil blijven. Wel is zichtbaar dat donaties en nalatenschappen doelgerichter zijn. In plaats van deze te verdelen over meer fondsen wordt vaker gekozen voor één specifiek goed doel. Volgens een van de bestuurders worden bijdragen van bedrijven ingewikkelder. Ze vragen bepaalde wederdiensten of willen een ‘partnership’ aangaan. Een aantal fondsen zag juist een toename van de inkomsten.

3 Dit is het moment om vermogen te schenken, niet om op te potten
Over deze stelling waren de bestuurders het roerend eens. ‘Nu de nood hoog is als gevolg van inflatie is extra uitgeven belangrijker dan het vermogen op termijn in stand houden.’ Ook al zijn de vermogens vorig jaar bij sommige fondsen fors gedaald als gevolg van de gang van zaken op de financiële markten, de noden van nu vormen het belangrijkste focuspunt. Deze afweging is bij diverse fondsen een belangrijk discussiepunt.
 
Een van de bestuurders: ‘Wij hanteren een langetermijnhorizon. We bekijken de ontwikkeling van de inkomsten en het vermogen over meerdere jaren.’ Een andere bestuurder wees op de bekende Harvard Spending Rule: een jaarlijkse endowment payout rate met een vast percentage van de marktwaarde. Deze richtlijn voor het bepalen van de hoogte van de donaties helpt om de jaarlijkse uitgaven voorop te stellen en op peil te houden, rekening houdend met inflatie en fluctuatie van het vermogen.

4 Inflatie raakt vooral de kwetsbare groepen en leidt tot groeiende ongelijkheid
Enerzijds bouwden huishoudens sinds 2019 gemiddeld €14.000 meer spaargeld op; anderzijds werd het armoedeprobleem groter, zo ervaren de armoedebestrijdingsfondsen in de praktijk. ING’s chief economist Marieke Blom: ‘Werkloosheid is de ‘‘ongelijkmaker’’, werk de ‘‘gelukkigmaker’’.'

Blom legde uit dat de inflatie van persoon tot persoon anders uitpakt. Voor de lage inkomens, die een groot deel van het inkomen besteden aan voedsel en energie, is de inflatie een stuk hoger dan voor de hogere inkomens, die een groot deel van hun inkomen besteden aan elektronica, reizen en sparen. 'De ontwikkeling van de economie wordt bepaald door de hogere inkomens, de situatie bij de groep aan de onderkant heeft heel weinig effect op de economie.’

Een bestuurder: 'Het echte probleem is dat er geen zicht is op mensen aan de onderkant van de maatschappij. Mensen die niet meer bij de voedselbank terecht kunnen omdat zij daar maar drie jaar mogen komen of mensen die geen gebruik maken van regelingen. Of omdat ze deze niet kunnen vinden of omdat de regelingen te complex zijn.' Ook bij gemeenten is deze groep niet altijd bekend. Hier ligt een duidelijk verbeterpunt. 

5 Er is meer aandacht gewenst voor afwijkingen van het gemiddelde
Heb oog voor de afwijkingen van het gemiddelde, kijk niet alleen naar de financiële gezondheid’, aldus een van de bestuurders. Volgens haar is bekend dat veel huishoudens met lagere inkomens er wel in slagen om de energiekosten te drukken. Maar dat levert weer andere problemen op. Een voorbeeld is het toenemend aantal meldingen van schimmel in huis, met duidelijke gevolgen voor de gezondheid.

Madelon van Leeuwen is private asset manager bij ING Wealth Management. Dit artikel grotendeels is gebaseerd op haar weergave de bijeenkomst.
 

VISIE ING OP INFLATIE

FotoMariekeBlom.jpg
Marieke Blom, hoofdeconoom ING.
Door Marieke Blom
 
Gebaseerd op een presentatie van hoofdeconoom Blom op 23 juni 2023 voor bestuurders van stichtingen en instellingen bij ING Stichtingen & Instellingen. 

Het is rol van economen om te duiden hoe de economie er op dit moment voor staat. Daarnaast proberen economen vooruit te kijken. Met de huidige grote bewegingen, waarbij vaste economische verbanden niet altijd meer op lijken te gaan, is het verklaren van de economische situatie echter heel moeilijk. In de toekomst kijken is een nog grotere uitdaging. De geopolitieke ontwikkelingen, de doorwerking van de historisch ongekende maatregelen en de turbulente tijden in de politiek leiden tot onzekerheid.
 
Positieve economische situatie in Nederland
Tegen deze achtergrond kunnen we enkele, op onderdelen verrassende, economische ontwikkelingen schetsen: op 23 juni werd bekend dat, na een herberekening door het CBS, de totale omvang van de economie in Nederland tot en met maart dit jaar 1,7% groter is dan eerder gedacht. Het gaat wonderbaarlijk goed in Nederland. Dat wil zeggen: gemiddeld genomen. Er liggen wel grote verschillen onder. Als je kijkt naar de groei sinds corona steekt Nederland er met kop en schouders bovenuit ten opzichte van de andere landen in Europa.
 
In de toekomst verwachten we een stagnatie van de economie, met in de eerste helft van het jaar 2024 wellicht een technische recessie. Deze startte al in andere landen en dat gaan wij in Nederland ook merken. Maar met een arbeidsmarkt die zó oververhit is als nu, is een stagnatie van de groei misschien wel wenselijk.

Tot nu toe is de alom verwachte recessie erg meegevallen. Per saldo kunnen we voorzichtig constateren dat de economische situatie op dit moment relatief positief is. Wél kan dat natuurlijk zo veranderen als bijvoorbeeld de oorlog in de Oekraïne oplaait of er andere onvoorziene omstandigheden zijn.
 
Hoge inflatie maar marges en bestedingen blijven op peil
Tegelijk hebben we te maken met een hoge inflatie. Dit begon met de hoge energieprijzen, gevolgd door een opwaartse druk op de voedselprijzen. Voedselprijzen worden sterker beïnvloed door de energiekosten dan je in eerste instantie misschien denkt. En ook grondstoffenprijzen zijn gestegen.

Wie wordt geraakt door deze hogere prijzen? Als je kijkt naar de economie in zijn geheel, kun je constateren dat bedrijven hun marges op peil hebben gehouden, maar daaronder liggen grote verschillen tussen bijvoorbeeld de bakker en energiebedrijven. Het is ook goed om zich te realiseren dat een jaar geleden een deel van de economie nog in een lockdown zat. Een herstel vanuit die situatie was dan ook te verwachten.
 
Consumenten bleven, gemiddeld genomen, ondanks de hogere prijzen toch besteden. Dat konden ze doen door alle steunmaatregelen van de overheden. We zien dat er veel geld beschikbaar is bij de huishoudens. Het totaal van alle bank- en spaartegoeden van Nederlandse huishoudens is sinds 2019 gestegen van € 450 miljard tot € 560 miljard in 2022. Per huishouden is dat bijna € 14.000 aan extra spaargeld, al is de verdeling ervan natuurlijk vrij scheef. 
 
Inmiddels heeft ook de loonstijging een versterkend effect op de inflatie. Een gemiddelde cao-stijging van 5,4% is ongekend hoog. Niet alleen de cao-stijging speelt een rol, maar ook het minimumloon is gestegen evenals de uitkeringen en de pensioenen omdat deze meebewegen met de inflatie. De netto inkomens in Nederland, gecorrigeerd voor inflatie, zijn gemiddeld 1,7% hoger dan een jaar geleden. Tot slot zorgt de lage werkeloosheid ervoor dat de groep mensen die kan blijven besteden groot is.
 
Ter vergelijking: in de Verenigde Staten heeft de inflatie een andere oorzaak. Daar speelt de hogere energieprijs nauwelijks een rol. In de VS is de economie oververhit geraakt, mede als gevolg van de grote steunmaatregelen van de overheid.
 
Definitie van inflatie
Om de inflatie te bepalen wordt de prijsstijging gemeten van een gewogen mandje met de uitgaven van een representatieve groep Nederlandse consumenten. Maar dit is een gemiddelde. Voor hoge inkomens en lage inkomens werkt de inflatie heel anders door. Daar waar de lagere inkomens een groot deel van het inkomen besteden aan voedsel en energie, besteden hogere inkomens als gezegd een groot deel aan reizen, elektronica en sparen.
 
Lagere inkomens geven hun inkomen bijna volledig uit. Hoge inkomens hebben een grote keuzevrijheid en kunnen het consumptiepakket aanpassen. Dat is echt een groot verschil. Daardoor kan een gemiddelde inflatie van 13% wat wij op enig moment hadden, voor de ene groep in de praktijk een inflatie van 8% betekenen en voor de andere groep een inflatie van 17%. Daarbij speelt een grote rol wat voor een type energie contract je hebt: vast of variabel.
 
Te hoge schatting van inflatie
Interessant is om te weten, dat de inflatie zoals die werd berekend door het CBS, ervan uitging dat alle Nederlanders een variabel contract hadden bij de energiemaatschappij. In de praktijk had een groot deel van de Nederlanders echter een vast contract. Aangezien energieprijzen een groot onderdeel zijn van het inflatiecijfer is de gerapporteerde inflatie in feite te hoog geweest. Inmiddels is de methodiek veranderd. Het CBS neemt voortaan in haar inflatieberekeningen mee dat een deel van de huishoudens een vast contract heeft voor energieprijzen. 

Vooruitzichten
In lijn met de stagnatie van de economie, verwachten wij dat de energieprijzen en de grondstoffenprijzen verder zullen dalen. Dan resteert de loonstijging dus, als een belangrijke component voor de inflatie. Deze wordt bepaald door de maatschappelijke verhoudingen. Loonstijgingen zijn vooral pijnlijk voor bedrijven die zich dit niet kunnen veroorloven. Denk aan de bakker op de hoek of bedrijven die de concurrentie met het buitenland verliezen. Per saldo zien wij de inflatie in de komende jaren verder afnemen.
 
Als je verder kijkt dan 2024, dan denken veel economen dat de inflatie langer hoog zal blijven. Dit wordt gedreven door de zogenaamde 3 d’s; ‘demografie, de-carbonisatie en de-globalisering’. Deze lange termijn trends kunnen leiden tot een relatief kleinere beroepsbevolking en hogere kosten en dus een hogere inflatie tot gevolg hebben. Dan gaat het niet over een inflatie van 13% zoals we hebben meegemaakt, maar over een inflatie van iets boven de 2%, in plaats van een inflatie tussen 1,5% en 2% zoals we lange tijd hebben gehad. Resumerend: hoewel wij verwachten dat de inflatie de komende jaren zal dalen, zijn er nog wel veel onzekerheden.
 
Marieke Blom is chief economist en global head of research bij ING.