Waarom donateurs niet zomaar in het gat springen

Waarom donateurs niet zomaar in het gat springen
Waarom donateurs niet zomaar in het gat springen
22 oktober 2014
Opinie | | Wetenschap & Onderzoek

door Arjen de Wit

De donateur die in het gat springt dat de overheid achterlaat, het is een mooie gedachte: als de overheid bezuinigt op kunst of internationale hulp, dan zullen donateurs meer gaan geven aan culturele instellingen of ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties omdat ze dat toch wel belangrijke doelen vinden. Als belastinggeld het niet kan regelen, dan doen wij het wel via de filantropie.

Er wordt veel internationaal onderzoek gedaan naar de hypothese die stelt dat overheidsbestedingen en donaties communicerende vaten zijn. Soms vinden onderzoekers inderdaad dat donateurs meer geven als de overheid minder geeft, maar er zijn ook veel studies die laten zien dat donateurs juist meer geven als de overheid ook royaal is. Wat is nu de gemiddelde uitkomst van al deze studies, en waarom vindt de ene onderzoeker iets anders dan de andere?

Samen met René Bekkers heb ik een systematische beschouwing gedaan van voorgaand onderzoek. We hebben een steekproef genomen van studies naar de relatie tussen overheidsbestedingen en giften die zijn verschenen in wetenschappelijke tijdschriften, en hebben gekeken welke kenmerken van een studie samenhangen met welke uitkomst.

Uit deze meta-analyse blijkt dat mensen gemiddeld 22 cent meer geven aan een goed doel als de overheid daar een euro op bezuinigt. Maar, als gezegd, de verschillen tussen studies zijn groot.

Economen doen vaak experimenten waarbij ze studenten in een zaaltje zetten, een klein geldbedrag in handen geven en laten beslissen hoeveel ze willen doneren. Ze verdelen de studenten op basis van toeval in twee groepen: een groep deelnemers die een deel van het geldbedrag verplicht moet afstaan aan het doel waaraan gegeven kan worden, en een groep van deelnemers die zelf mogen weten hoeveel ze geven. De tweede groep hoeft geen 'belasting' te betalen en blijkt dan inderdaad een hogere vrijwillige donatie te doen dan de eerste groep.

Er zijn ook veel onderzoekers die gebruik maken van archiefmateriaal van organisaties. Ze analyseren bijvoorbeeld data van de Amerikaanse belastingdienst, waar veel liefdadige instellingen hebben doorgegeven hoeveel ze jaarlijks binnen krijgen aan subsidies en giften. Uit deze studies blijkt gemiddeld dat veranderingen in overheidssubsidies slechts een klein effect hebben op de inkomsten uit donaties.

Het geeft te denken over de situaties waarin donateurs wel of niet in het gat springen dat de overheid achterlaat. Als mensen een keuze in een overzichtelijke situatie krijgen voorgelegd, met een gefingeerde overheid en een expliciete belasting op geld dat niet eens van henzelf is, dán zijn ze bereid om een deel van overheidsbezuinigingen te compenseren. Maar in hoeverre is dit een realistische situatie in de echte wereld? In werkelijkheid weten mensen vaak niet wat de overheid precies bijdraagt aan welke organisatie of aan welk doel, en dan valt er ook niet op te reageren. Bovendien zien we ook meer bewijs voor de hypothese van communicerende vaten in Amerikaans onderzoek dan in studies uit Europa, wat kan wijzen op verschillende culturen en een andere houding tegenover de overheid.

Het lijkt dus niet heel waarschijnlijk dat overheidsbezuinigingen leiden tot een grote toename in geefgedrag. De komende tijd doen we aan de VU meer onderzoek naar het verband tussen subsidies, fondsenwerving en giften in Nederland om tot betere uitspraken te komen over reacties van donateurs en organisaties op veranderingen in overheidsbeleid.