(Kerk)balans

Vertrouwen alleen is dus wel een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde voor een florissante toekomst van het goede doel.
Vertrouwen alleen is dus wel een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde voor een florissante toekomst van het goede doel.
24 januari 2008

Wat is eigenlijk de grootste bedreiging van goede doelen? Ik durf er bijna vergif op in te nemen dat de meeste lezers zullen antwoorden: wegvallend vertrouwen! We hebben immers naar aanleiding van enkele incidenten de laatste jaren een aantal keren gezien hoe dat werkt. Maar gelukkig zijn er inmiddels allerlei maatregelen genomen om dat vertrouwen te stutten. Zelfregulering, betere communicatie en samenwerking zijn zo maar een paar voorbeelden. Met regelmaat worden we op de hoogte gehouden van hoe het er met het vertrouwen voor staat. Voorzichtigheid is geboden, maar het zit weer in de lift. "Vertrouwen komt immers te voet en gaat te paard", zo houdt hoofdredacteur 5 ons voor en hij oppert zelfs een mogelijk verband met het algemene consumentenvertrouwen zoals dat geregeld door het CBS wordt gemeten.

Toch is dat donateursvertrouwen maar een deel van het verhaal. Het marketingdenken dat de sector zo doordrongen heeft - en misschien wel zo vergiftigd- heeft er ook voor gezorgd dat we een beetje blind geworden zijn voor het feit dat geven toch echt iets anders is dan een gemiddeld consumptiegoed.

Die gedachte dringt zich op in de periode dat de grootste inzamelingsactie van elk jaar, Kerkbalans, zich afspeelt en we lezen dat de in de rooms-katholieke kerk gewortelde organisatie Zonnebloem op de derde plaats van de Charibarometer terecht is gekomen. De verwijzing in de vorige FM naar een lezing van ene Govert Buys, docent Politieke en Sociale Filosofie aan de Vrije Universiteit, over de civil society en de rol van religieuze inspiratie, doet de rest. Via wat speurwerk kom je vervolgens bij de socioloog René Bekkers terecht, die in het kader van ‘Geven in Nederland' onderzoek deed naar de vraag waarom het toch komt dat kerkelijk actieve mensen méér geven en méér vrijwilligerswerk doen. Grof gezegd is dat te danken aan twee factoren: de sociale gemeenschap die kerken kenmerkt en overtuigingen van medemenselijkheid van hun leden.

Vertrouwen alleen is dus wel een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde voor een florissante toekomst van het goede doel. Wie denkt dat hij er met het al dan niet kunstmatig oppoetsen van het (vertrouwens)imago is, zal bedrogen uitkomen. De bij de tijdse GDO beseft zich dat het geven door mensen uiteindelijk van binnen uit komt, door mensen die zich met elkaar en met waarden en overtuigingen verbonden weten, en zal dáár zijn beleid op voeren.