Geanimeerd debat tijdens eerste ‘Filantropiepoort’

Geanimeerd debat tijdens eerste ‘Filantropiepoort’
Geanimeerd debat tijdens eerste ‘Filantropiepoort’
17 april 2014
Nieuws | | Tax & Legal

Niet nieuw, zo’n debatbijeenkomst voor kopstukken uit de filantropische wereld, maar wél weer interessant en geanimeerd. Op woensdagavond 9 april organiseerden de Samenwerkende Brancheorganisaties de debatbijeenkomst ‘Filantropiepoort’ in het Haagse perscentrum Nieuwspoort. De presentaties waren divers, de overeenkomsten in visie opmerkelijk. ‘Niet alles doodregelen, vooral filantropie niet hinderen!’

Hot items: nieuwe spelers op de Kansspelmarkt en giftenaftrek
Bij de presentatie van de eerste Filanthropium-jaargids ‘De Dikke Blauwe’ prees staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie (die het eerste exemplaar van de nieuwe jaargids namens het kabinet in ontvangst nam, de filantropiesector valt onder hem)  het initiatief van SBF voor deze Filantropiepoort al. ‘De maatschappelijke rol van de filantropie is enorm groot. Dat zien wij als kabinet heel goed in.’
Belangrijk op dit moment: de herziening van de wet op de Kansspelen (lees: het toelaten van meer en andere spelers op de Nederlandse markt) en het mogelijke schrappen van de filantropische giftenaftrek. Het Wetsvoorstel ‘Kansspelen op Afstand’ ligt nu bij de Raad van State.

Vooral debatteren, maar zónder de overheid
Teeven: ‘De besluitvorming over het wetsvoorstel over de Kansspelen kun je niet los zien van de gewenste bestendiging van de investeringen in goede doelen.’
Ook aan het validatiestelsel voor de filantropiesector wordt hard gewerkt in goede samenwerking met de SBF, aldus Teeven. Cruciaal daarbij: transparantie. ‘Kabinet en branche trekken samen op om publiek en samenleving als totaal beter te dienen.’ Volgens Teeven essentieel op weg naar de zo gewenste ‘participatiesamenleving’.
Hoe ziet de staatssecretaris de rol van de overheid en sector bij het toezicht op de regels? Teeven: ‘Bij verschillende vormen van fondsenwerving horen verschillende vormen van transparantie. Een groot goed doel dat gefinancierd wordt door particulieren moet anders transparant zijn dan een vermogensfonds dat een familiekapitaal beheert. Bovendien kun je 60.000 ANBI’s niet allemaal even nauwkeurig screenen. Wel is het zo dat wie belastingvoordeel geniet, daar iets tegenover mag stellen.'
Teevens advies: ‘Voer vandaag en nog heel veel vaker het debat, maar doe dat vooral zonder de overheid.’

‘Politici willen iets, fiscus fungeert als pakezel’
Eerste spreker was Leo Stevens, emeritus hoogleraar fiscale economie. Zijn bottom line: ‘Sector en overheid moeten samen positief iets opbouwen.’ Stevens: ‘Als wetenschapper heb ik een kritisch oordeel over de filantropiesector. Ik ben positief over de convenanten, het is belangrijk om uit de polarisatie-spiraal te komen.’
Volgens Stevens is de intentie van filantropische actriviteit eigenlijk altijd goed en prijzenswaardig. Maar de realiteit is soms anders.
‘Ik heb mijn hele loopbaan te maken gehad met politieke goede doelen: politici willen iets en de fiscus moet dan als pakezel fungeren. Dat principe maakt ons belastingstelsel zeer ingewikkeld. Bovendien sneeuwt het hoofddoel van belastingen onder.’
Stevens roept op tot het maken van regels die zinnig zijn. ‘Geen onderscheid tussen incidentele giften en periodieke giften. Geen onbegrijpelijk onderscheid tussen verenigingen, stichtingen en steunstichtingen, bijvoorbeeld. Ontmoedig de stimulerende impulsen van de filantropie nou níet!’

‘Overheid moet bescheiden zijn, sector moet kracht tonen’
Als een donkere wolk boven de sector in het huidige proces van belastingherziening: de eventuele afschaffing van de giftenaftrek. Stevens is mordicus tegen. Stevens: ‘Jullie moeten allemaal veel krachtiger naar buiten uitstralen hoe belangrijk jullie werk is. Filantropie-ontmoedigende elementen in het stelsel moeten geschrapt worden. Die giftenaftrek heeft een krachtig pleidooi nodig.’
Volgens Stevens is een belastingstelsel een spiegel van alle machten en krachten in een samenleving. ‘Kijk bijvoorbeeld naar de extra aftrek voor culturele doelen. Blijkbaar is er een kracht in onze samenleving die die doelen belangrijker vindt dan andere.’
‘De overheid moet wat meer bescheidenheid tonen. Niet zij beheerst alles, de mensen, de samenleving zélf moet die krachtige filantropische onderstroom voeden en beheren. We zijn toe aan de erkenning van de brede verantwoordelijkheid van het middenveld. En dat mag je dan voor mijn part “participatie-samenleving” noemen.’

‘Het hele leven draait om geven en delen’
De tweede spreker, dominee Arjan Plaisier, secretaris-generaal van de Protestantse Kerk Nederland, sloot zich in grote lijnen aan aan bij Stevens visie, zij het in een heel ander jargon.
‘Het is belangrijk dat we filantropie (menslievendheid) weer zien als iets wederkerigs. We zijn allemaal gevers en ontvangers. Het gaat bij filantropie om de relatie. Het hele leven draait om vrijgevigheid: we ontvangen om te kunnen geven. Vrijgevigheid is de dragende kracht van het leven.’

Scheid overheid van menslievendheid
Volgens Plaisier is het de taak van de overheid om belasting te heffen, en het is de taak van de mensen om elkaar te helpen. In Jezus’ woorden: ‘Geef aan de Keizer wat des Keizers is, en geef aan God wat van God is.’
Plaisier: ‘Als we de overheid té veel greep op de filantropie geven, is het alternatief dat de overheid alles gaat subsidiëren. Dat moeten we niet willen. De overheid moet gevers begunstigen, en vooral de essentiële levensfunctie van het geven niet in de weg staan.  Maar zich vooral niet overal mee bemoeien. De giftenaftrek is bijna van metafysische betekenis. Niet afschaffen dus!’

Kerken zijn géén reguliere instellingen
Plaisier benadrukte nog eens de speciale positie van de kerken in het filantropische landschap. ‘De kerken zijn geen filantropische instellingen, ze zijn zelfstandige grootheden die - lang leve de scheiding van kerk en staat – niet onder verantwoordelijkheid van de overheid vallen. Laten we vooral de kerk niet gelijkschakelen aan bijvoorbeeld de Johan Cruyff Foundation.’
De kerk bespaart miljarden door het werk dat verzet wordt door kerken en gelovigen, maar zo moeten we niet rekenen. ‘Bij verkondiging van het evangelie hoort nu eenmaal ook heel logisch de daad van het geven en helpen.’

Transparantie: hoe veel en waarom?
Onder leiding van een panel bestaande uit fiscalist Stevens, PKN-er Plaisier, Steven van Eijck (SBF) en Rien van Gendt (o.a. FIN) discussieerde de zaal aan de hand van stellingen. Van Eijck: ‘Gelukkig: we zijn hier allemaal vóór het handhaven van de giftenaftrek.’
Van Eijck: ‘Als we de giftenaftrek schrappen, vervalt ook het recht van de overheid om zich met de sector te bemoeien.’ Van Gendt: ‘Dat is precies de reden waarom die giftenaftrek wel zal blijven. Als de giftenaftrek vervalt, hebben we geen controle meer, en dus ook geen transparantie meer nodig.’
Stelling: Transparantie is te vaak een doel op zich.
Iedereen kon zich vinden in Stevens’ adagium: ‘Transparantie is prima, maar vooral geen regels die bureaucratie bevorderen. Er moet zinvol en overtuigend toezicht zijn. Transparantie is te veel een modebegrip geworden.’
Van Gendt: ‘Je kunt ook té transparant zijn, dan zie je door de vele bomen het bos niet meer en schiet je als sector je doel voorbij. Bovendien: transparantie tegenover de Bleastingdienst (jazeker!) is niet hetzelfde als transparantie tegenover het publiek.’

Niet elk fonds moet even transparant zijn
Vermogensfondsen nemen een aparte positie in, betoogde Van Gendt. ‘Die kunnen, juist door hun onafhankelijkheid, vaak gedurfde dingen ondernemen en zelfs riskante initiatieven steunen. Volledige transparantie kan dan gevaarlijk zijn, denk aan activiteiten om Koranscholen te moderniseren.  Vermogensfondsen moeten de inhoud van hun missie en hun werk communiceren, zonder expliciete bestedingen te hoeven noemen.
Bij fondsenwervende instellingen die het van het publiek moeten hebben, ligt dat anders. Zij moeten zich veel specifieker verantwoorden tegenover hun geldschieters.’
Jaap Zeekant (Vakblad Fondsenwerving) vatte samen: ‘Gevers willen geen oneindige informatie. Er moet wel een basaal vertrouwen zijn. De sector moet veel duidelijker maken dat we werken aan gecompliceerde maatschappelijke problemen, zoals Aids en klimaatverandering, Dan gaat er wel eens iets mis. We moeten niet alles dood-regelen.’

Is impact het toverwoord?
En hoe zit het dan met impact? Is dat niet de kern van alle transparantie en het enige wat het publiek zou moeten weten?
Van Eijck en Plaisier. ‘Impact is essentieel, maar niet het enige. De sector maakt haar impact nog veel te weinig aanschouwelijk, maar het is onzin om te menen dat als we dat ooit zouden doen, het publiek wel vertrouwen zou hebben. Dan onderschatten we het belang van de filantropische interactie, de wederkerigheid.’

Wie moet toezicht houden op de sector?
Stelling: publiek heeft meer vertrouwen in toezicht door de overheid dan door de sector zelf. Fiscalist Stevens: ‘Denk niet de overheid per definitie meer te vertrouwen is als toezichthouder dan de sector zelf. Prudentie moet het uitgangspunt zijn, wie het toezicht dan ook uitvoert. En prudentie is niet bepaald standaard bij de overheid.’
Van Gendt citeerde het Rapport De Jong (pleidooi voor een onafhankelijke stichting van de sector zelf die toezicht houdt op de sector): ‘Maak goed onderscheid tussen toezicht en de dingen waaróp je toezicht houdt.’
Gerrit de Jong, van de Commissie De Jong: ‘Altijd voorkomen dat wiens brood men eet, wiens woord men spreekt. Onafhankelijkheid is cruciaal.’

Tot slot nog een blik in de toekomst. Hoe zal de sector er over tien jaar uitzien? Een paar algemeen geuite trends: De grenzen tussen filantropie en ondernemen zullen verder vervagen. En: Het geven aan doelen ver weg verplaatst zich naar doelen heel dichtbij. En: We zullen een enorme schaalverkleining zien. Mensen gaan veel meer zelf doen. En: niet langer zullen oudere mannen de filantropie beheersen. En: Binnen dienstverband komen meer mogelijkheden om je betaald in te zetten voor maatschappelijke doelen.
En de dominee had toch nog het laatste woord: ‘Niet alles is een economische transactie. Er komt steeds meer nabijheid tussen gevers en ontvangers. Het gaat allemaal om menselijke relaties.’
En, ondanks de algemene afkeer van de term ‘participatie-samenleving’, kon iedereen zich heel goed vinden in ‘We gaan veel meer met elkaar en voor elkaar doen, zonder altijd in termen van geld te denken.’