De vrijgevige Nederlander: mythe of werkelijkheid?

De vrijgevige Nederlander: mythe of werkelijkheid?
De vrijgevige Nederlander: mythe of werkelijkheid?
14 maart 2019
Opinie | | Wetenschap & Onderzoek

“We” zijn een vrijgevig land. Nederland kent al een eeuwenlange traditie van filantropie, vanaf de middeleeuwse armenzorg tot aan de hedendaagse goede doelen. Nederland scoort hoog op internationale lijstjes. We zijn een natie van ‘dijken dicht en beurzen open’. Of is het vooral een mythe waarin we heel graag zelf willen geloven? Of een oude waarheid die intussen sterk geërodeerd is. Zoals onze fameuze tolerantie, die door de hatelijke identiteitspolitiek intussen hardhandig op de pijnbank is gelegd. Hoe filantropisch is de Nederlander in internationaal perspectief?

Wiepking en Handy

Voor Nederland als geefnatie in vergelijkend perspectief kom je in wetenschap en onderzoek snel uit bij de intussen internationaal gelauwerde prof.Pamala Wiepking. Samen met prof. Femida Handy (University of Pennsylvania) schreef Wiepking het Palgrave Handbook of Global Philanthropy: een zeshonderd pagina's tellende, gezaghebbende wetenschappelijke wereldatlas van de filantropie. Niet alleen wordt de filantropiecultuur in meer 25 landen beschreven, maar ook worden de (acht) mechanismen blootgelegd die verklaren waarom filantropie in het ene land beter gedijt dan in het andere: de cultuur van filantropie, het publieke vertrouwen, wetgeving, fiscaliteiten, de staat van de filantropische sector, demografie, politiek & economie en internationale geldstromen. 

De filantropielijstjes

Hoe Nederland er in vergelijking met andere landen op basis van Wiepkings en Handy’s acht filantropie-criteria vanaf komt, zal ik binnenkort in een separaat artikel beschrijven. Voor nu wil ik graag een rondje maken langs de vele ‘filantropielijstjes’ die in omloop zijn en die regelmatig opduiken en gebruikt worden om aan te tonen dat Nederland tot de vrijgevigste landen op deze planeet moet worden gerekend. Zoals door premier Rutte, die in het tv-programma Buitenhof beweerde dat Nederland ‘het grootste aantal vrijwilligers ter wereld na Denemarken telt en wij het meeste aan goede doelen geven’.

Vrijwilligers: gul met tijd?

Eerst even die vrijwilligers, want het geven van tijd is immers ook een nobele vorm van filantropie. De uitspraak van Rutte (begin 2017) legden we destijds voor aan vrijwilligersprof Lucas Meijs van de Erasmus Universiteit: ‘Ik ken dat lijstje van Rutte niet. Hij heeft wel gelijk dat Nederland internationaal goed scoort, maar de VS komt bij een internationale vergelijking eerder naar voren dan Denemarken.’
Exacte gegevens over het aantal vrijwilligers in Nederland zelf zijn al lastig te geven omdat de cijfers per onderzoek wisselen, afhankelijk van de vraagstelling en timing van het onderzoek. Internationale vergelijking is daarom al helemaal problematisch.
Uit het tweejaarlijks onderzoek Geven in Nederland 2015 blijkt dat in 2014, 37% van de Nederlanders minstens één keer per jaar vrijwilligerswerk deed voor een maatschappelijke organisatie. In 2015 berekent het CBS dat 49% van de Nederlanders minimaal een keer per jaar vrijwilligerswerk verricht.

World Giving Index: vaak aangehaald

De jaarlijkse ranglijst World Giving Index kent een top 10 van landen op basis van absolute aantallen vrijwilligers per land. Die lijst wordt aangevoerd door India, met de VS op de tweede plaats. Nederland staat met 17 miljoen inwoners en ongeveer de helft aan vrijwilligers uiteraard niet in dit lijstje met absolute aantallen, maar met een vrijwilligersparticipatie van bijna 50% staat ons land wel mondiaal in de kopgroep. Maar of een hoge notering op deze World Giving Index nu een aanbeveling is?Deze ranglijst behoort tot de populairste en meest aangehaalde. Nederland eindigde er in 2018 als elfde op. De World Giving Index is een initiatief van de Charities Aid Foundation (CAF), een in het VK geregistreerd goede doelenfonds dat zegt zich in te zetten om geven aan goede doelen over de gehele wereld te bevorderen. CAF verleent daartoe een groot aantal diensten, waaronder zelfs goede doelenrekeningen (banking) voor individuen en bedrijven. Hoe het verdienmodel van deze organisatie precies werkt, daarover is de website alarmerend vaag.

Een erg discutabele ranglijst

Minder vaag is de reden waarom de jaarlijkse World Giving Index een erg discutabele ranglijst is. De onderzoekers juichen over de 'eenvoud' van hun onderzoek. Er worden in 140 landen enquêtes gehouden met drie basale vragen: heeft u geld gegeven aan een goed doel? Hebt u een vreemde(ling) geholpen? Hebt u vrijwilligerswerk gedaan?
Hierdoor zou een 'unieke vergelijkende studie' ontstaan, al haast CAF-directeur John Low zich wel om aan te geven dat die natuurlijk 'veel vragen kan oproepen', met name om de verschillen in cultuur te betrekken bij de uitkomsten. Voor die verschillen heeft CAF geen enkele 'correctie' toegepast, want - aanval is de beste verdediging - dat maakt deze lijst juist zo...'rijk' en zo'n mooi 'vertrekpunt voor discussie'. Zo lusten we er nog wel een paar.

De Gallup World Poll

Ook Wiepking1 uit haar grote twijfels over de representativiteit van de WGI, dat gebaseerd is op weer een ander internationaal onderzoek: de Gallup World Poll. In deze vergelijkende studie wordt geefgedrag in 130 landen met slechts één vraag gemeten en uit vergelijkend onderzoek weten we, zegt Wiepking, dat dit een vertekend beeld oplevert omdat mensen zich hun giften beter herinneren wanneer er meerdere vragen over hun geefgedrag worden gesteld. Ook het moment waarop de Gallup World Poll wordt gehouden brengt de onderzoekers in een methodologisch mijnenveld: het maakt nogal wat uit of je de geefgedragvraag stelt vlak voor Kerst of een Suikerfeest…. Exit World Giving Index als betrouwbare graadmeter van de Nederlandse vrijgevigheid. En van elke nationale vrijgevigheid eigenlijk.

Nonprofit is meer dan filantropie…
Dat Nederland door veel mensen tot de vrijgevigste landen ter wereld wordt gerekend, komt voor een niet onbelangrijk deel door het beroemde Comparative Nonprofit Sector Project. Dit onderzoek maakt een rangorde op basis van filantropische donaties in geld en tijd als percentage van het bruto nationaal product. In deze studie komt Nederland met bijna 5% (4,95) van ons BNP boven als gul bekendstaande landen als Zweden, Groot-Brittannië en Duitsland. Maar behalve dat dit onderzoek intussen al aardig gedateerd is (2004, met gegevens rond 2000), is er wel iets vreemd aan de hand. Terecht wijst Wiepking* op een definitieprobleem in het onderzoek van Salamon e.a. Het begrip “non profitsector” kan niemand hier met droge ogen toch een synoniemnoemen van de “filantropiesector”, die er evident slechts een deelverzameling van is. Want alle organisaties die niet tot het overheidsdomein of het bedrijfsleven behoren, vallen bij ons onder de nonprofit-paraplu. Als we weten dat Nederland beschikt over een van de grootste non profitsectoren in de wereld, tja, dan vallen de filantropiecijfers al snel hoog uit en vertekenen ze enorm. Deze rangorde en deze bron zijn wel extreem flatteus voor Nederland…

Individual International Philanthropy  Database 

Hoe zit het dan met de concrete bedragendie Nederlanders aan goede doelen geven in vergelijking met andere landen? Wiepking haalt hiervoor de Individual International Philanthropy  Database (IIPD, 2016) aan, die de donaties van 19 overwegend Westerse geeflanden vergelijkt. In deze IIPD is Nederland een bescheiden middenmoter met een gemiddelde donatie van 246 euro. In landen als de VS en Groot-Brittannië geven mensen aanzienlijk veel hogere bedragen (gemiddeld), respectievelijk 1104 en 769 euro. Daarbij zij natuurlijk wel opgemerkt dat zulke vergelijkingen ook weer lastig zijn, als we weten dat het verschil in belastingdruk tussen deze landen een factor is die de hoogte van de giften kanbeïnvloeden… 

Giving in Europe: pionierswerk

Er is behalve een mondiaal perspectief ook een specifiek Europees onderzoek, dat meer licht zou kunnen werpen op de Nederlandse vrijgevigheid: het onderzoek Giving in Europe uit 2017, onder redactie van prof. Theo Schuyt en Barry Hoolwerf van de VU. Die studie is echter een pionierswerk dat de onderzoekers zelf adviseren om met de nodige zorg en voorzichtigheid te hanteren. Giving in Europe geeft een overzicht van de staat van filantropie-onderzoek in twintig Europese landen, waarvan feitelijk alleen de filantropische data van Nederland en Frankrijk door de onderzoekers met een dikke voldoende worden beoordeeld. De data van Nederland komen uiteraard uit het al lang lopende onderzoek Geven in Nederland. Die cijfers kennen we, maar hoe verhouden ze zich tot die van de andere Europese landen?

Nederland op vijfde plaats

Als het totaal van giften wordt afgezet tegen het bevolkingsaantal (voor Nederland 4,5 miljard euro op bijna 17 miljoen inwoners) komen we op een gemiddelde van 259 euro aan donaties per inwoner. Daarmee komen we op een vijfde plaats na Duitsland (4e, €295), Denemarken (3e, €370), het Verenigd Koninkrijk (2e, €394) en Zwitserland (1eplaats, €520 euro per inwoner).

Bedrijven en loterijen

Deze rangorde is gezien de zeer sterk wisselende kwaliteit van de onderliggende data hooguit een indicatie. Datzelfde geldt voor een ander staatje uit Giving in Europe. Wiepking1 wijst er ook op: als we kijken naar de bronnen van alle filantropische bijdragen in de Europese landen lijkt Nederland lichtjes uit de pas te lopen. Anders dan in de meeste Europese landen komt een relatief groter deel van onze filantropische bijdragen van bedrijven (31% in NL tegen 25% Europa) en goede doelenloterijen (11% in NL tegen 3% Europa). De bijdragen van huishoudens ligt bij ons met 45% fractioneel onder het Europees gemiddelde (47%).

De 80-20-regel
Die huishoudens zijn in Nederland wel de grootste filantropische bron. We hebben er het beeld bij van een archetypisch modaal gezin dat geeft aan goede doelen: aan de deur, via de acceptgiro, via nationale inzamelingsacties na natuurrampen, misschien via een testament… Voordat we ‘het huishouden’ als de ruggengraat van onze filantropie echter op een sokkel hijsen, is het goed te bedenken dat gemiddelden en statistieken je ook op het verkeerde been kunnen zetten: welk ‘echt’ gezin heeft er nu 1,4 kind? Zo wordt de gemiddelde gift van het Nederlandse huishouden ernstig vertekend door de 80-20-regel. Prof. René Bekkers zei daarover in 2017 tegenover De Dikke Blauwe al: ‘de mediaan voor een huishouden komt daardoor op 75 euro jaarlijks. Het totale geefbedrag in Nederland bedraagt slechts 0,8% van het BBP.’
 

Antwoord op de hamvraag

De hamvraag na dit lijstjesfestival: geven ‘we’ nou veel of weinig? Zijn Nederlanders nou gul of niet? De ranglijstjes die vaak worden gebruikt als onderbouwing, zijn geen van alle echt volledig betrouwbare bronnen en hebben elk hun methodologische achilleshiel. U moet dus verdacht zijn op ‘cherry picking’: er is altijd wel een mooi lijstje dat van pas komt om onze filantropische trots op te wrijven…
 
Over een langere termijn zien we in Nederland een significante teruggang in ons vertrouwen in goede doelen en van onze filantropische giften. In absolute zin zijn die giften wel gestegen, maar in verhouding tot onze andere uitgaven is de filantropie in Nederland met bijna een derde geslonken in de afgelopen twintig jaar. Is het glas half vol (meer euro’s naar goede doelen: daarop mag je met recht trots zijn) of half leeg (we zijn verhoudingsgewijs minder gul voor het goede doel geworden)?
 
Hét verlossende antwoord op de hamvraag kan nu onmogelijk gegeven worden: of wij ‘gulle gevers’ zijn als land of volk is gewoon moeilijk te zeggen als we nog geen betrouwbare en goed vergelijkbare data over het geefgedrag aan goede doelen over de hele wereld hebben. Tot die tijd lijkt er reden genoeg om ons over de afname van onze gulheid binnen onze eigen landsgrenzen zorgen te maken. En tot die tijd mag iedereen ook zijn eigen filantropische waarheid koesteren op basis van N=1. 

1Pamala Wiepking: ’Nederland in vergelijkend persepctief’. In: ‘Filantropie op de grens van overheid en markt’, WRR, Den Haag, 2018.
 
*Auteur Edwin Venema was lange tijd hoofdredacteur van De Dikke Blauwe, maar vanaf september 2018 is hij zelfstandig ondernemer en aan DDB verbonden als onafhankelijk commentator. Wilt u meer commentaren en columns van hem lezen? Klik dan hier.
2/2