De realiteit van de keukentafel

Venema&Groenhuijsen: de 'professionele' fondsen zouden bereid zouden moeten zijn om de 'kleintjes' te helpen. Zonder kruidenierige concurrentieangst.
Venema&Groenhuijsen: de 'professionele' fondsen zouden bereid zouden moeten zijn om de 'kleintjes' te helpen. Zonder kruidenierige concurrentieangst.
5 november 2015
Opinie | | Governance & Finance

'De sector moet nog wel professioneler, dat is nog wel een klus'. Dat zegt Liesbeth Rutgers van Capital Counsel, een adviesbureau voor vermogensbeheer, naar aanleiding van een enquête onder 110 charitatieve fondsen (zowel goede doelen als vermogensfondsen). 'Bestuurders en toezichthouders van goede doelen hebben hun zaken wat betreft goed bestuur onvoldoende op orde. Ook zijn de financiële risico's in de sector, waarin miljarden euro's omgaan, niet altijd goed geregeld. Dat maakt goede doelen potentieel kwetsbaar', concludeert de Volkskrant op het randje van verlekkerd. Is dat nieuws?
Vast en zeker voor mensen die denken dat charitatieve organisaties als geoliede bedrijven worden gerund. Of voor mensen die het verschil niet kennen tussen fondsenwervende fondsen en vermogensfondsen. Of voor mensen die denken dat behalve 'Jan Modaal' ook 'het goede doel' bestaat. Wat zegt de N=110 op meer dan 40.000 ANBI's? Alles en tegelijkertijd helemaal niets. Alles, omdat 'de sector' bestaat uit een nauwelijks te bevatten heterogeniteit: in omvang en in de door Rutgers zo gewenste professionaliteit. Twee correlerende grootheden trouwens: hoe groter een organisatie, hoe meer middelen en hoe groter de kans dat governance en vermogensbeheer 'professioneler' geregeld is (al is dat geen automatisme).
Maar de Nederlandse filantropie is net als ons bedrijfsleven: er zijn een paar grote bedrijven, maar het overgrote deel bestaat uit MKB, met de nadruk op K. Daar proberen vooral vrijwilligers er doorgaans het beste van te maken. Is dat goed genoeg? Nee, dat zeggen we niet. 'Goed doen is niet automatisch goed genoeg'. Wie werkt met geld van anderen (van donateurs, maar ook met een familiekapitaal), heeft de dure plicht dat zo 'professioneel' mogelijk te doen. Maar daarbij kunnen die tienduizenden vrijwilligers wel wat hulp gebruiken in een sector in transitie. Van opleidingen, maar ook van koepels door middel van voorlichting en bewustwording (Validatiestelsel? Huh?). En misschien ook door een beetje solidariteit: van de 'professionele' fondsen, die bereid zouden moeten zijn om de 'kleintjes' te helpen. Zonder kruidenierige concurrentieangst. Misschien ook met een beetje eigenbelang: om de kans op collectieve imagoschade door breed uitgemeten schandalen juist te verkleinen.
Horen we daar de 'governance-keukentafelgesprekken' aankomen?