De blauwe driehoek van maatschappelijke vrijgevigheid

De blauwe driehoek van maatschappelijke vrijgevigheid
De blauwe driehoek van maatschappelijke vrijgevigheid
27 september 2016
Opinie | | Tax & Legal

Tijdens de feestelijk vernissage van De Dikke Blauwe3 op 27 september sprak DDB-hoofdredacteur 'Tax & Legal', mr. dr. Ineke Koele, een scherpe column uit waarin zij een lans brak voor een meer holistische visie op maatschappelijke vrijgevigheid door zowel particulieren, stichtingen als overheid. Door meer naar het 'grote plaatje' te kijken bij vermogensoverdracht, is er heel veel te winnen in de blauwe driehoek.
 
In een tijd waarin bedrijven als Google, Twitter en Facebook vooral onze eigen opvattingen laten resoneren is het wezenlijk dat we ons meer dan ooit gaan realiseren dat we onderdeel zijn van een groter plaatje. Elke actie heeft een consequentie en dat geldt zowel voor vermogende particulieren, maatschappelijke instellingen (ik noem ze ‘stichtingen’) als de overheid.
Voor vermogende particulieren is het inmiddels - dankzij talloze onderzoeken in binnen- en buitenland - een feit van algemene bekendheid dat zeventig procent van hen er niet in slaagt om het vermogen te bestendigen in handen van de volgende generatie. Zeventig procent van alle (bedrijfs)opvolgingen mislukt. De oorzaak daarvan ligt niet, zoals vaak wordt gedacht, in economische, fiscaal-juridische of investerings-specifieke risico’s. 

Een Koning Midas-vloek van onvermogen
Integendeel: het vermogen blijkt tot een bron van onvermogen te leiden waar het gaat om het creëren van ‘navolging’ van het succes van de eerdere generatie door de opvolgende generatie. Dit onvermogen wordt bepaald door gebrekkige communicatie binnen de generaties, een gebrek aan een gedeelde visie op identiteit en toekomst en een gebrek aan voorbereiding van en respect voor de volgende generatie. Het geheel duidt men wel aan met ‘legacy’, wat ik in het Nederlands ‘navolging’ noem. Het gevolg van dit onvermogen is een gebrek aan cohesie in de familie leidend tot latente of openlijke conflicten en al dan niet beweerdelijk incompetente erfgenamen. Hoe wijdverbreid ook, in de praktijk wordt nog niet volmondig erkend dat een al te eenzijdig perspectief op vermogen een Koning Midas-vloek van onvermogen uitlokt.

Overgang van de zaak einde van het vermaak?
Vanuit het perspectief van mijn beroepsgroep kan ik hetzelfde fenomeen als volgt formuleren: de complexiteit van een familie en een succesvolle opvolging naar de volgende generatie is niet samen te vatten in de regels van de bedrijfsopvolging of het fenomeen van een familiestatuut. In een adequate navolgingsplanning is het fiscaal-juridische aspect niet leidend, maar eerder dienend in een groter plaatje dat zich uitstrekt over verschillende generaties. Het behoort immers niet zo te zijn dat de vrijwel belastingvrije overgang van de zaak aan de volgende generatie ook het einde van het vermaak inluidt.

De creatie van een legacy
Voor hen die het willen zien is inmiddels uit divers internationaal onderzoek ook duidelijk dat het beoefenen van strategische filantropie een uitstekend instrument is om het vermogen over verschillende generaties te bestendigen. Mits juist opgezet, leidt strategische filantropie tot groei van menselijk en intellectueel kapitaal in de familie; leert het jongere generaties om een gezonde relatie tot de waarde van geld te ontwikkelen; creëert het een visie van stewardship die business en familiale belangen integreert. Het biedt een forum voor samenwerking binnen de familie en is in staat om nieuwe heldenverhalen en identiteit te verschaffen aan de familie als geheel. Het draagt kortom bij aan de creatie van een legacy, een plan voor navolging.

Familiefilantropie, een business case
Zo bezien, levert strategische familiefilantropie een enorme business case: door een deel ervan (op een goede manier) te besteden aan maatschappelijke doelen, wordt op lange termijn het vermogen en de familiecohesie intact gehouden. In plaats van het vermogen tegen zo laag mogelijke kosten integraal over te laten gaan naar de volgende generatie, nodig ik u uit het perspectief vanuit een hoger abstractieniveau in te nemen: strategische filantropie kan, mits juist opgezet, van enorme waarde zijn voor de familie(cohesie) door een waarde aan het vermogen te geven. Het vermogen wordt daarmee ‘money with a meaning’, waarbij de familieleden zich gaan identificeren met de ‘meaning’ in plaats van het met geld als zodanig. Zo bezien levert strategische filantropie al snel veel meer op dan er aan wordt besteed. Dit ‘eigen’ motief maakt strategische filantropie overigens niet minder vrijgevig.

Extreme bestendiging familiekapitaal
Bovendien is bestendiging van familiekapitaal op zichzelf al een maatschappelijk goed. De meeste private vermogens zijn belichaamd in of komen voort uit familiebedrijven, die meer dan tweederde van alle bedrijvigheid, werkgelegenheid en economie vormen. Het maatschappelijk verlies door mislukte overgangen over generaties heen is daarom gigantisch. Een extreme verduurzaming van familiekapitaal wordt bereikt door de eigendom (grotendeels) te converteren naar een maatschappelijke stichting. De visionaire leiders die dit gelukt is, hebben stille krachten in onze maatschappij gecreëerd die opereren zonder de onrust van machtshebbers, kiezers of aandeelhouders, waarvan het belang maar moeilijk onderschat kan worden. Het is wel zeker dat de circa tweehonderd stichtingen verenigd in de European Foundation Center een steviger fundament onder Europa vormen dan Europa als politiek instituut.

Primair beogen van algemeen nut
De vorm waarin maatschappelijke vrijgevigheid door vermogende particulieren gestand wordt gedaan is minder van belang: social enterprises, impact investeren, venture philanthropy... mits juist georganiseerd zijn het varianten op hetzelfde thema. Echte samenwerkingen met bestaande maatschappelijke organisaties zijn veelbelovend: het bedrijfsinzicht van private ondernemers professionaliseert de maatschappelijke private sector.
Essentieel is echter dat stichtingen de naar onze maatstaven algemeen nuttige doelstelling altijd als primaire, ‘hoogste’ doelstelling in het vaandel heeft. Daarop moeten deze organisaties ook worden afgerekend door de overheid. Hoe spitsvondig de bedrijfsmodellen ook mogen worden, winstrechten aan particulieren en marktwerking dienen altijd ondergeschikt te zijn aan het primair beogen van het algemeen nut. Doelstellingen in strijd met onze public policy's dienen actief te worden bestreden. Dat vereist een kwalitatieve benadering van de organisatie en een goede governance.  

De normatieve overheid
De overheid heeft als eerste een belangrijke normatieve taak. Zij bepaalt de regels van de stichtingen en controleert deze. Vanuit een overall-plaatje is dat een buitengewoon efficiënte taakstelling nu deze maatschappelijke organisaties taken verrichten in hetzelfde publieke domein als waar zij zelf in terugtrekkende bewegingen verantwoordelijkheid voor draagt.
Men zou van de overheid verwachten dat deze maatschappelijke vrijgevigheid door vermogende particulieren actief promoot nu het de beste remedie is tegen de ongelijkheid in de maatschappij. Hogere reguliere belastingen van vermogende particulieren is geen praktische remedie, nu de wereld eenvoudig te fluïde is geworden voor vrijheidinperkende wetswijzigingen. Het resultaat zou desastreus zijn: Londen en Zürich zien het echter graag tegemoet.

Overheid meet met twee maten
De overheid is zich nog niet voldoende bewust van de kracht van maatschappelijke vrijgevigheid en meet nog met twee maten. Enerzijds wordt een participatiesamenleving geambieerd, waar burgers zich ontfermen over publieke zaken en waar de overheid zich verder terugtrekt tot kerntaken en toezicht. Tegelijkertijd echter staat de overheid de participatiesamenleving in de weg en wordt de maatschappelijke functie van filantropie niet consequent onderkend. De overheid heeft geen monopolie op het algemeen nut – denk aan de scheiding tussen kerk en staat -  en in een democratische rechtsorde geeft filantropie de pluriformiteit  van de maatschappij vorm. Het is dan ook geen toeval dat in alle goed ontwikkelde westerse democratieën maatschappelijke vrijgevigheid buiten het fiscale domein wordt gehouden (dat wil zeggen: aftrekbaar van belastbaar inkomen en vrijgesteld van schenk- en erfbelasting).

Pluriformiteit van het algemeen nut
In meer ontwikkelde rechtsstelsels waar de overheid al langer een meer centralistische rol vervult, worden filantropische geldstromen volledig gedefiscaliseerd vanuit de principiële rol die filantropie inneemt: dienend aan de pluriformiteit van het algemeen nut van een westerse democratie. Deze essentiële functie van filantropie rechtvaardigt dat filantropische geldstromen niet belast behoren te zijn. Afzonderingen van privaat vermogen ten behoeve van het algemeen nut dienen dan ook in aftrek te komen van de belastbare grondslag. Juist vanwege dit principiële uitgangspunt hebben de fiscale regelingen voor stichtingen en filantropie de budgettaire crisisjaren in westerse democratieën overleefd.

Geen tegenprestatie, dus...
Vanuit dat uitgangspunt gaat het dus niet aan om ondernemers die hun bedrijf schenken aan het algemeen nut, belasting te laten betalen over de fictieve winst uit aanmerkelijk belang die zij maken ondanks het feit dat zij geen tegenprestatie ontvangen. Evenmin gaat het aan om bedrijven die zijn geschonken aan algemeen nut beogende stichtingen zwaarder te belasten dan indirecte overheidsbedrijven, wat echter wel de consequentie is van de in 2011/12 door voormalig staatssecretaris Weekers door het Parlement geloodste maatregelen in de context van de ‘Geefwet’.

Van Dijkhuizen te oppervlakkig
In de Commissie Van Dijkhuizen die in 2013 een rapport uitbracht over een nieuw belastingstelsel is zelfs voorstander van de absolute afschaffing van de giftenaftrek, omdat dit werd gezien als een  onnodig sturende maatregel. Men heeft zich volstrekt onvoldoende verdiept in de politiek-filosofische achtergronden en context van de giftenaftrek. Die vindt immers haar grond in het principiële element van een democratische rechtsorde, dat filantropie en de overheid op gelijke voet staan nu de overheid niet de functies die de filantropie uitoefent, voor haar rekening kan of wil nemen. 

Stop met wij/zij-denken
De overheid doet er daarom goed aan om beyond the rules te kijken naar het krachtenveld van maatschappelijke vrijgevigheid en een win-win-win scenario uit te denken: goed voor het privaat vermogen, de eigenaren, de overheid en de Nederlandse samenleving. Acht zij in het beperkte ‘wij/zij’ denken het dan toch opportuun een hogere belasting te heffen van vermogende particulieren in ruil voor de ruimere vrijheid om het vermogen zonder belastingheffing aan het algemeen nut te besteden, dan verdient het aanbeveling om Carnegie’s  The Gospel of Wealth nog eens te bestuderen.

Gemiste kansen
Carnegie schreef al in 1889 dat het nalaten van een fortuin aan kinderen vaak een vergissing is, met negatieve consequenties voor de erfgenamen, terwijl het nalaten van vermogen aan de staat een gemiste kans is om de eigen talenten in te zetten voor het algemeen nut. Hij was een voorstander van hoge successiebelastingen als een ‘mark of the state’s condemnation of the selfish millionaire’s unworthy life’2. Ook Hillary Clinton is voorstander de successiebelastingen te verhogen naar 60% boven een ruime drempel die ruimte genoeg laat aan de familiebehoeften, zo liet zij vorige week weten. Zo kan de overheid de natuurlijke neiging van vermogende particulieren om anti-fiscaal te denken gebruiken om het algemeen nut te bevorderen.

De blauwe driehoek
De dans om het vermogen dient in Nederland met rede gevoerd te worden door particulieren, overheid en stichtingen in een uitgebalanceerde blauwe driehoek, waarbij eenieder de beperkingen van zijn eigen rol in het grote plaatje onder ogen dient te zien.
 

mr. dr. Ineke Koele is DDB-hoofdredacteur 'Tax & Legal'. Lees ook haar artikelen in de nieuwe jaargids De Dikke Blauwe3. Bestel uw exemplaar: klik hier.
2/2