Rondetafel impact(meting): Babylonische spraakverwarring met een happy end

29 september 2010
Nieuws | | (Social) Impact

AMSTELVEEN (29 september) - "We moeten snel elkaars taal gaan leren spreken". Dat was de hoofdconclusie na afloop van de Maatschappelijke Rondetafelbijeenkomst die afgelopen dinsdag werd gewijd aan het thema "Impact van meetbaarheid, meetbaarheid van impact". Deze door PwC i.s.m. Stichting Civil Society georganiseerde discussie met een tiental hot shots uit wetenschap, filantropiesector en bedrijfsleven had grotendeels het karakter van een Babylonische spraakverwarring die nog tamelijk miraculeus eindigde in een concreet initiatief.

Transparantie is uit, impact is in! Het heeft even geduurd maar ‘impact' (ook wel ‘outcome') is nu definitief geland in het land van goed doen. Na een baanbrekende dissertatie, de oprichting van een mede op impact gefocust wetenschappelijk instituut (ECSP), een hele studiedag (vorige week) en een toenemende ‘buzz' in de sector was afgelopen dinsdag ook de jaarlijkse Maatschappelijke Rondetafelbijeenkomst van PwC geheel aan impact gewijd. De bijeenkomst kwam, niet geheel toevallig, aan de vooravond van de uitreiking van de Transparant Prijs, die dit jaar zeer nadrukkelijk zal stilstaan bij dit onderwerp. Deelnemers aan de discussie waren Sandra Lutchman (voorzitter Rvt Amnesty en RvT-lid Oxfam Novib), Boudewijn Poelmann (directeur NPL), Peter Bakker (ceo TNT), Jos Verhoeven (directeur Start Foundation), Harm van Teijlingen (adjunct-directeur Leger des Heils), Ruud Dekkers (voorzitter NIVRA), Robert Swaak (ceo PwC), Karen Maas (Erasmus Universiteit) en Bart Hartman (NOTS Foundation).

Sociale en culturele waarden
Al snel werd duidelijk dat de begrippen ‘impact' en ‘impactmeting' door vrijwel alle gespreksdeelnemers op geheel eigen wijze werden ingekleurd. Gespreksleider Arjo Klamer, hoogleraar Cultuur en Economie, koos er in zijn aftrap voor om veel nadruk te leggen op de sociale en culturele waarden van impact(meting). De dominante logica van de markt en van de overheid ("governance") werden door Klamer als bedreiging gezien voor het vertrouwen in "goede doelen" dat hij nadrukkelijk verbond aan de sociale sfeer van de ‘oikos' (gezin, vrienden, civil society-organisaties), waar de kwaliteit en intimiteit van het contact "meting" niet zou kunnen verdragen.

Vertrouwen en impactmeting
Met zijn inleiding legde Klamer wel een prikkelend, maar ook een beperkend fundament onder de discussie. Door te praten over "goede doelen" werd niet of nauwelijks recht gedaan aan de van huis uit veel meer op maatschappelijke investeringen sturende vermogensfondsen (nadrukkelijk geen sterk op marketing gerichte doelen, maar juist grantmakers) binnen de filantropie, maar ook werd de koppeling tussen de begrippen impact en vertrouwen een wel erg dominant gespreksthema. Alle deelnemers waren het er immers wel over eens dat "de goede doelen", grotendeels afhankelijk van het draagvlak in de samenleving, een vertrouwensprobleem hebben. Een probleem dat Start Foundation-directeur Jos Verhoeven helemaal niet heeft: "Als je doneert aan een goed doel, dan speelt vertrouwen ongetwijfeld een grote rol. Maar als je maatschappelijk investeert, zoals wij, dan ontkom je niet aan impact en impactmeting."

Wezenlijke beginvragen
Verhoeven werd in zijn visie bijgevallen door wetenschapper Karen Maas, die vorig jaar promoveerde op een studie naar de impact van de Hartstichting. De later in de discussie aangeschoven Maas zat zich zichtbaar te verbijten over de eenzijdige benadering van het onderwerp. Maas: "Impactmeting doe je niet alleen voor de verantwoording aan de stakeholders. Je doet het ook om er allereerst zelf van te leren. Ik mis in deze discussie wezenlijke beginvragen. Wat wil je meten? Waarom wil je het meten? Wat ga je met de uitkomsten doen?"
Ook de op video vastgelegde bijdragen van Saskia Stuiveling hielpen niet echt de discussie te verbreden. Het was niet verbazingwekkend dat de president van de Algemene Rekenkamer aan impact(meting) vooral het begrip ‘vertrouwen' koppelde.

"Meten is een farce"
Evidenter nog dan de latente begripsverwarring - het leek er soms zelfs op of impact met output werd verward - was de pittige discussie tussen "de markt" en "de sector", die TNT-opperhoofd Peter Bakker op enig moment verleidde tot de uitspraak: "Ik geloof dat ik hier echt verdwaald ben!". Bakkers niet geheel van demagogie ontblote hartenkreet volgde op een discussie over de wenselijkheid van het meten van de impact van goede doelen. Boudewijn Poelmann, oprichter en directeur van de Nationale Postcodeloterij - ook niet vies van een politiek incorrecte stellingname - gooide olie op het bij Bakker sluimerende vuurtje door te verkondigen dat meten vaak schijnzekerheid geeft, vooral als het gaat om complexe maatschappelijke projecten, zoals binnen het ontwikkelingswerk. Van een verantwoordingsbehoefte bij het donerende publiek had Poelmann in zijn lange carrière nauwelijks iets gemerkt: "Wij hebben 6 miljoen leden, maar krijgen zelden vragen over besteding. Men schenkt ons het vertrouwen dat wij hierin deskundig zijn. En laten we elkaar geen mietje noemen: meten is vaak een farce! Hoe en wat moeten wij precies gaan meten met zoveel schakels in een complexe keten?"

De taal van het vertrouwen
Captain of industry Bakker ging vol in de tegenaanval: "Meten is de taal van het vertrouwen. Schakel je dat meten uit, dan verlies je het bedrijfsleven als donor en partner. En dat is buitengemeen onverstandig nu steeds duidelijker wordt dat goede doelen met sterk krimpende overheidsbijdragen meer en meer zijn aangewezen op private middelen. TNT wil voor partnerships harde getallen, anders geven wij niet. De sector kan zich niet verschuilen achter ‘we kunnen het niet meten', want wij meten al acht jaar lang de impact van onze bijdragen aan het World Food Program. Ik erken wel dat het gebrek aan een gestandaardiseerd meetsysteem ons hier parten speelt, maar het ontslaat ons niet van de plicht te meten wat we kunnen meten."
Bart Hartman viel Bakker in zijn stellingname bij: "Begin nou eerst eens te meten wat je wel kunt meten, dat schiet al een heel eind op."

Te simpel
Sandra Lutchman nam in deze discussie een middenpositie in. Tegen Bakker: "Deze voorstelling van zaken is te simpel. Je moet jezelf niet voor de gek houden met meetgegevens, soms is de werkelijkheid achter de cijfers een heel andere, zoals ik op mijn werkbezoeken aan ontwikkelingslanden vaak merk. Er treden soms neveneffecten op die wij in onze wildste dromen niet konden voorzien. Poelmann voegde hieraan toe: "Ik houd impactmeting helemaal niet af, maar ik waak voor vertrouwen in schijngetallen."

Silo-denken
Het wilde er bij Bakker maar moeilijk in, zoveel werd duidelijk. De TNT-baas deed echter wel een handreiking die de discussie op een ander niveau tilde: "Deze planeet gaat ten onder aan ons silo-denken. Als we de grote mondiale vraagstukken van honger, armoede en klimaat echt willen aanpakken, dan moeten we naar partnerships. Het bedrijfsleven kan dingen die NGO's niet kunnen; NGO's hebben een passie en gedrevenheid waarvan het bedrijfsleven weer kan leren. In elk geval is het noodzakelijk dat wij elkaars taal leren spreken, alleen dan wordt de impact echt betekenisvol. Als je niet bereid bent om onze taal te leren, en het alleen maar over zachte dingen wilt hebben, dan doen wij niet mee. Het moet harder en meetbaarder. En omgekeerd moeten wij de NGO's vertrouwen op de werkelijk zachte en niet-meetbare zaken. Die bruggen, daar moeten wij aan bouwen."

Gestandaardiseerde rapportage
Collega "marktpartij" Robert Swaak viel hierin Bakker bij: "Dit is uit mijn hart gegrepen. Ik heb hieraan niets toe te voegen." Waarop Bakker riposteerde: "Ik wel. Het zou fijn zijn als de accountants dan ook meehelpen de wet op de jaarrekening aan te passen zodat er zowel voor bedrijfsleven als NGO's op een gestandaardiseerde wijze maatschappelijke impactrapportage kan plaatsvinden." NIVRA-baas Ruud Dekkers: "Maar het zijn juist de werkgevers van VNO NCW die hiervoor gaan liggen!" Bakker, geenszins uit het veld geslagen: "Dat is de zwijgende meerderheid. Wij hebben echte leiders nodig die daar doorheen kunnen breken."

Concrete aanbevelingen
Het gezelschap ging na de plenaire discussie in drie groepen uit elkaar om concrete aanbevelingen te formuleren. Daarmee kreeg de bijeenkomst, die daarvoor soms nog alle kenmerken van een Babylonische spraakverwarring had, een verrassend concreet en eensgezind slot, dat recht deed aan de oproep tot samenwerking van de intussen vertrokken Peter Bakker. Het voorstel dat de meeste steun kreeg van de deelnemers was het idee om pilot-partnership op te tuigen tussen een NGO, een accountant (Swaak: ‘PwC is bereid') en een private partij (Klamer: ‘wij hebben het telefoonnummer van Peter Bakker'). Doel van de pilot: ‘elkaars taal beter leren spreken en kijken naar standaardisering van meet- en rapportagemethodiek'.

Regie-dilemma
De discussie over de taakverdeling voor de uitvoering van de pilot die hierop volgde was een prachtige demonstratie van hoe het private initiatief doorgaans tot stand komt. Of niet. Hartman: "Dit moet niet op de lange baan." Lutchman: "Ik wil er alleen tijd in stoppen als we de dynamiek van deze meeting kunnen doorzetten." Uiteindelijk bracht VFI-directeur Gosse Bosma, aanwezig als bestuurslid van Stichting Civil Society, uitkomst in het klassieke regie-dilemma waarop veel goede ideeën stranden. De stichting en PwC zullen hier het voortouw nemen. Mogelijk dat zelfs al tijdens de uitreiking van de Transparant Prijs op 13 oktober a.s. hierover mededelingen kunnen worden gedaan, aldus Nita Wink, de nieuwe voorzitter van de sectorgroep Maatschappelijke Organisaties en partner bij PwC.