Maatschappelijke vernieuwing gedijt pas echt in de marge

Maatschappelijke innovatie gedijt goed in een niet-georganiseerde bottom-up omgeving
Maatschappelijke innovatie gedijt goed in een niet-georganiseerde bottom-up omgeving
30 maart 2016
Nieuws | | Wetenschap & Onderzoek

Is de non-profitsector een motor voor maatschappelijke vernieuwing? En is die sector beter in staat te innoveren dan overheid en bedrijfsleven? Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) legde die vraag vorige week voor aan tientallen professionals uit de sector tijdens de workshop De derde sector in beweging. De Dikke Blauwe was erbij en kreeg het antwoord op de vraag: maatschappelijke vernieuwing in de sector vindt voornamelijk plaats in de marge.
 
De workshop van het SCP vloeit voort uit de deelname aan een Europees onderzoeksproject, genaamd Impact of the Third Sector as Social Innovation (ITSSOIN). Het SCP en de Vrije Universiteit (VU) vertegenwoordigen Nederland in dit project, waaraan negen Europese landen deelnemen. ITSSOIN onderzoekt de impact van de non-profitsector op de maatschappij, waarbij de focus verder gaat dan de economische voordelen of het simpel zorgen voor anderen. De onderzoekers willen weten wat de sector daadwerkelijk bewerkstelligt waar het gaat om innovatie.

De workshop werd georganiseerd in samenwerking met de Radboud Universiteit Nijmegen (RU). De RU is betrokken bij een ander Europees onderzoeksproject genaamd Third Sector Impact (TSI). Ook dit onderzoek kwam tijdens de workshop aan de orde maar omdat de deelnemers in twee werkgroepen uiteengingen, wordt in dit verslag alleen het ITSSOIN-project besproken.
 
Voortgang onderzoek
De workshop werd afgetrapt met een tweetal korte presentaties van wetenschappelijk medewerkers van het SCP: Wouter Mensink en Esther van den Berg. Zij praatten de aanwezigen bij over de voortgang van het onderzoek. Het project is nu ongeveer halverwege zijn looptijd. Een reden voor de onderzoekers om hun bevindingen met mensen uit het veld te delen en feedback te krijgen.
 
Gemeenschapsvorming onder asielzoekers
Van den Berg ging in haar presentatie vooral in op de Nederlandse uitwerking van het internationale onderzoek. In het Nederlandse deel van het onderzoek wordt de hypothese onderzocht door deze toe te passen op gemeenschapsvorming onder asielmigranten. Dat wil zeggen: in hoeverre vindt maatschappelijke innovatie plaats rondom de integratie van asielzoekers en vluchtelingen? Het SCP onderzoekt hiervoor een wijk in Utrecht waar zowel een AZC als een noodopvang gevestigd zijn. Hieromheen is een groot aantal organisaties actief: gevestigde organisaties als Vluchtelingenwerk Nederland en de Vrijwilligerscentrale Utrecht, maar ook nieuwe initiatieven als Welkom in Utrecht. Ook zijn er verschillende doelgroepen in de wijk: recent aangekomen asielzoekers, vluchtelingen met een asielvergunning en uitgeprocedeerde asielzoekers.
 
De deelnemers aan de werkgroep waren - naast enkele onderzoekers - professionals van non-profitorganisaties als Vluchtelingenwerk Nederland, Vrijwillige Inzet Arnhem (VIA), Movisie en Dokters van de Wereld. Van den Berg eindigde haar introductie met de vraag aan de aanwezigen of zij in de activiteiten van hun organisatie inderdaad de karakteristieken van maatschappelijke vernieuwing zagen.
 
Maatschappelijke innovatie geen doel op zich
Het beeld dat uit de daaropvolgende discussie naar voren kwam, is dat maatschappelijke innovatie vaak geen doel op zich is. Dat geldt in ieder geval voor veel non-profits die tot de gevestigde orde behoren: de top-down, gesubsidieerde organisaties. Sterker nog, de manier waarop financiering geregeld is, staat vernieuwing juist vaak in de weg.
Aan de andere kant van het spectrum staan de bottom-up initiatieven. Hiervan zijn er veel ontstaan rondom de nieuwe stroom asielzoekers. Burgers die activiteiten ontplooien voor en met asielmigranten, zonder gebruik te maken van bestaande faciliteiten. Zulke burgerinitiatieven hebben zelden toegang tot overheidsfinanciering, maar zijn daardoor wel veel wendbaarder.
 
Deze dynamiek kwam mooi tot uiting in een anekdote van een van de deelnemers: dr. Cees van den Bos, programma-manager bij de vrijwilligerscentrale in Arnhem (VIA). Opvallend is dat deze burgerinitiatieven helemaal geen gebruik maken van de vrijwilligerscentrale, men vindt elkaar in de buurt of via sociale media. 'Het gaat allemaal langs ons heen', zei Van den Bos. 'Ze hebben ons niet nodig. Maar wij krijgen juist vraag vanuit vluchtelingen die vrijwilligerswerk willen doen.’

Het keurslijf van financiering
De komst van asielmigranten heeft veel energie losgemaakt in de Nederlandse samenleving, constateren de deelnemers. Er ontstaan nieuwe initiatieven en gevestigde organisaties krijgen te maken met nieuwe uitdagingen. Het is echter erg lastig voor de gevestigde non-profitsector om snel te reageren, doordat zij vastzitten aan afspraken met financiers. Een organisatie bijvoorbeeld die subsidie heeft ontvangen van de gemeente om een bepaalde dienst te faciliteren, heeft zich contractueel gecommitteerd dat uit te voeren. Ook als de vraag van de afnemers van de dienst gaandeweg verandert. Omgekeerd kan de organisatie een behoefte waarnemen onder de doelgroep, maar niet in staat zijn dat aan te bieden omdat 'dat pakket niet bij ons is ingekocht door de gemeente'.
 
Taalmaatjesprogramma
Van den Bos illustreerde het harnas van de financiering aan de hand van het taalmaatjesprogramma dat door de vrijwilligerscentrale was opgezet. Hierbij wordt een Nederlandssprekend persoon gekoppeld aan iemand die Nederlands wil leren. Het programma was een groot succes en er waren veel aanmeldingen van beide groepen. Die aanmeldingen bleven komen, ook nadat de overheid de subsidie had stopgezet. Dit plaatste de VIA in de moeilijke positie dat er geen financiering meer was voor een populair programma. 'De financier bepaalt de ruimte die je hebt om te ondersteunen', Van den Bos. 
 
Gemeente bepaalt
Bottom-up organisaties worden niet gehinderd door zulke restricties, maar zij hebben nauwelijks toegang tot financiële middelen. Een van de deelnemers merkte op dat gemeenten weliswaar subsidies verstrekken voor projecten met asielmigranten, maar dat dat in dienst staat van de eigen agenda. De gemeente bepaalt wat zij nodig vindt en verstrekt financiering aan een organisatie om dat uit te voeren. Er wordt niet of nauwelijks geld beschikbaar gesteld aan de initiatieven die vanuit burgers zelf komen. 
 
Innovatie in de marge
Aan het eind van de discussie werd door de onderzoekers de voorzichtige conclusie getrokken - omhangen met mitsen en maren, het blijven immers wetenschappers - dat maatschappelijke vernieuwing in de derde sector voornamelijk in de marges plaatsvindt. Bij jonge bottom-up organisaties en in de randactiviteiten van gevestigde non-profits.
 
Niet vernieuwend genoeg
Ten slotte was er nog een waarschuwende opmerking van een van de deelnemers dat maatschappelijke vernieuwing soms al te veel aandacht krijgt. Ze vertelde van een project dat vakanties regelt voor kinderen uit arme gezinnen. Na tachtig jaar werd het project stopgezet omdat het geen subsidies meer kon krijgen. Onder meer omdat het niet vernieuwend genoeg was.
Een medewerker van Fonds 1818 viel haar bij. Veel fondsen vinden innovatie een belangrijk criterium, maar bij Fonds 1818 is het geen vereiste. Een bestaande methode kan de doelgroep vaak gewoon prima bedienen.
 
 
►Twee Europese onderzoeken naar de non-profitsector
Naast het ITSSOIN-project loopt ook een tweede Europees onderzoek naar de non-profitsector: het Third Sector Impact-project (TSI). Hierbij zijn veertien onderzoeksinstituten uit Europese lidstaten betrokken en Nederland is vertegenwoordigd door de Radboud Universiteit Nijmegen. Dit onderzoek richt zich op de vraag wat de derde sector bijdraagt aan de economie en de oplossing van economische en sociale problemen. Ook dit onderzoek kwam tijdens de workshop aan de orde, maar omdat de deelnemers in twee werkgroepen uiteengingen, wordt in dit verslag alleen het ITSSOIN-project besproken. 
 
2/2