Knutselaars?

Knutselaars?
Knutselaars?
26 april 2007
Opinie | | Ontwikkelings samenwerking

In de bijlage ‘De Verdieping' van Trouw op 10 april 2007 stond een artikel van de hand van Han Koch. De voorpagina titel luidde; "Doe-het-zelfhulpverlening vaak onder de maat".

De onderbouwing van die voorpagina titel staat in de eerste alinea van het artikel: "De particulier die zelf een project indient bij een ontwikkelingshulporganisatie, maakt weinig kans op subsidie. Dat blijkt uit cijfers van de ontwikkelingsorganisaties Oxfam Novib, Cordaid, Icco, Plan Nederland, Hivos en de Nationale commissie voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling (NCDO). Deze groep beoordeelt of projecten van voldoende kwaliteit zijn en iets toevoegen." Het blijkt dat een groot deel van de aangeboden projectaanvragen onder de maat is en die worden daarom niet gehonoreerd. Het andere deel, negentig procent bij NCDO en tussen de 20 en 50% bij de anderen wordt wel (mee-) gefinancierd.
Ten overvloede; uitgevoerd is wat anders dan aangeboden...

In het artikel klinken twee zaken vrij zwaar door. De eerste is de omgekeerde Calimero Discussie en de tweede is de Grote Suggestie. De omgekeerde Calimero Discussie - "Zij zijn klein en ik is groot, en dat is niet eerlijk" - zal, zeker op deze manier, tot verdere controverses in de sector gaan leiden.
De Grote Suggestie is dat ‘klein' - met onbekende definitie - ‘amateuristisch' is en ‘groot' - wat dat ook mag zijn - ‘professioneel'.... 
Parafraserend op een oud voorbeeld van Maarten de Vries - voormalig directeur van Wilde Ganzen - en het Trouw artikel is het natuurlijk onzinnig om de vraag op te werpen of het vast te stellen is of Elektrotechnisch Bureau Jansen & Co ‘soelaas biedt' omdat de werkzaamheden van dat bureau, die vaak een offertewaarde van tussen de 15 en 20.000 euro hebben, niet geëvalueerd worden. Bij het aanleggen van de elektrische bedrading in een bescheiden nieuwbouwproject van een paar huizen kan Jansen & Co zonder ISO certificaat, zonder een woud aan evaluerende professionals en controlerende ambtenaren waarschijnlijk een prima klus afleveren. Degene die hem gaat huren kent de reputatie van Jansen & Co en heeft al eerder zaken met ze gedaan. Gezien de omvang van de klus is er ook relatief weinig risico. Recent verwoordde een bestuurslid van een kleine ontwikkelingsorganisatie het als volgt: "Als je een dakraam in je huis wil bel je niet naar de Hollandse Beton Groep maar naar een lokale timmerman". Grote projecten - in het voorbeeld van Maarten de Vries was het een elektriciteitscentrale - pak je anders aan dan kleine en laat je ook door andere partijen uitvoeren dan kleine projecten.

Dat moet overigens ook gelden voor aanvragen. Kleine projecten moeten met een kleine aanvraag kunnen worden afgedaan. Voor een klein project van 15 of 20.000 Euro een 15 of 20 pagina's tellende aanvraag met bijlagen moeten indienen is geen garantie voor een goede uitvoering. Of dat sterk met protocollen verweven proces van aanvragen bij grote ontwikkelingsorganisaties het predikaat ‘professioneel' mag dragen is een zinnige wedervraag aan grote ontwikkelingsorganisaties. Tenslotte zijn zij het zo blijkt uit het artikel van Koch die zich afvragen of de kwaliteit van de ‘kleintjes' wel voldoende is.

De aanvraag is echter van veel minder belang dan de aanvrager. Degene die het gaat doen. Dat zijn zelden die kleine Nederlandse organisaties die de geldwerving via de grote ontwikkelingsorganisaties proberen te leiden naar lokale uitvoerders. Uit ervaringen met diverse grote en kleine organisaties in de afgelopen veertien jaar is mijn conclusie dat er teveel aandacht uit gaat naar de papieren aanvraag en te weinig naar de aanvrager. Ik wil hier niet uitvoerig beginnen over Stichting Motherhood en Cordaid (Trouw 14 juli 2005). Daarnaast is er bij de controle en uitvoering ook een veel te lang ‘papieren' traject opgetuigd. Veel van die aanvraag en controle procedures hebben een hoog CMA gehalte. (Cover My A..).

Een berg formulieren, een langdradige aanvraag en ISO 9001 goedgekeurde organisaties worden al gauw met het woord professioneel aangeduid. Maar dat wil niet zeggen dat het ontbreken van dat soort zaken onprofessioneel is en dat daarom alle ‘kleintjes' moeten worden aangeduid met de term ‘doe-het-zelvers', die toch vaak wordt gebruikt voor ‘knutselaars'. Er zijn heel veel zeer professionele maar kleine organisaties. En om in Herfkens' termen te spreken; er zijn ook grote ontwikkelingsorganisaties die zelfs met de term ‘projectboer' te aardig zijn omschreven.

In het artikel van Koch staat aangegeven dat degenen die voor overheidssubsidie in aanmerking willen komen, voor 2010 moeten kunnen aantonen dat ze 25 procent ‘eigen geld' meenemen. Geld dat de genoemde ontwikkelingsorganisaties Oxfam Novib, Cordaid, Icco, Plan Nederland en Hivos sinds kort onder andere proberen binnen te halen via hun respectievelijke Linkis loketten. Door die loketten komen ze in een spagaat die in het artikel wordt omschreven als; "je kunt niet tegelijkertijd het draagvlak exploiteren en bekritiseren". Tel daar bij op dat ‘Klein' snel aan het professionaliseren is, snel leert van gemaakte fouten en inmiddels de fouten van ‘Groot' kent of uitgelegd krijgt via Linkis en het beeld is compleet. ‘Groot' is geen oplossing (25% deel) voor zichzelf aan het creëren, maar stapt in een nieuwe Nederlandse variant van de valkuil waar ze in het buitenland net uit zijn. Net gestopt met hulpafhankelijke relaties te kweken in het buitenland gaan ze nu geldafhankelijke relaties met kleine Nederlandse fondsenwervers aan en waarom? Omdat ze voor hun ‘grotere (hogere?) doelen' aangewezen zijn op die Linkis klanten vanwege de aanstormende 25% norm......

Maar ze zijn niet blij met die klanten want volgens Koch typeert een professional het als volgt : "De kleine hulpclubs doen wat wij dertig jaar geleden deden" en dan gaat het over scholenbouw, nieuwe medische posten, het zenden van goederen of het bouwen van weeshuizen. Hoewel ik niets af wil doen aan het beleid van bijvoorbeeld Hivos op het gebied van seksuele minderheden - Gays, Lesbians, Bi- and Transgenders en GLBT - in bijvoorbeeld Zuid Afrika. Toch is het juist de groei van klein naar groot in die dertig jaar waarbij de focus is verlegd van kleine projecten naar grote projecten en thema's (hoe groot is het thema van seksuele minderheden in Zuid Afrika eigenlijk ?).

Van stopcontact naar elektriciteitscentrale dus. Als je op de afgelopen Afrikadag van de Evert Vermeerstichting in Den Haag luisterde naar Roeland van de Geer, Speciaal Gezant Afrikaanse Grote Meren Gebied van de EU - en de EU is pas echt een grote partij... - dan kon je vernemen dat hij, als hij zou moeten adviseren over die ene euro die maar één keer uitgegeven kan worden, die euro zou besteden aan de opbouw van een beter politie, justitie en militair apparaat. Ofwel; afhankelijk van de omvang van de organisatie schuif je ook op in denken en handelen en dat is maar goed ook. Maar om dan kleinere (of jongere) partijen te kleineren is niet de Koninklijke weg en zal tot botsingen gaan leiden, maar in ieder geval tot nog snellere afkalving van het draagvlak van de groten.

De toekomst is namelijk niet ‘Groot' versus ‘Klein' maar ‘Snel' versus ‘Langzaam'. Veel van de nieuwe opkomende organisaties die in de afgelopen jaren zijn opgericht, zijn snel en leren nog sneller. Ze hebben korte lijnen en een weliswaar kleine (maar wel trouwe) schare donateurs. Erger nog; ze zijn vaak hun eigen donateur middels hun vermogende oprichters en kunnen hun beleid dus veel sneller aanpassen op basis van gemaakte fouten, teleurstellingen etc.

Ongetwijfeld gevoed door gesprekken met Oxfam Novib, Cordaid, Icco, Plan Nederland, Hivos wordt in het artikel de hierboven al kort aangestipte vraag gesteld: ‘of de particuliere hulpprojecten ook soelaas bieden is niet vastgesteld'. Gelukkig blijkt uit het artikel dat er onderzoek aan komt. De Nijmeegse ontwikkelingsexpert Lau Schulpen gaat dit jaar onderzoek doen naar de effectiviteit van particuliere hulp in onder meer Ghana. Hoewel de recente uitspraak van Schulpen in een interview met Vice Versa (online): "Je bewerkstelligt geen structurele verandering voor het hele land, maar lokale projecten kunnen wel een belangrijk middel zijn in het streven hiernaar" in ieder geval aangeeft dat hij niet bij voorbaat negatief denkt ten aanzien van kleine hulpverleners en lokale projecten, vraag ik me af waarom er geen universiteit in Ghana of elders die opdracht tot evaluatie gegund wordt. Doen we op dat vlak ook nog eens iets aan capaciteitsopbouw...

Als laatste kan worden opgemerkt dat het artikel ten onrechte geen verschil maakt tussen de twee grote groepen kleine ontwikkelingsorganisaties. De groep die geld werft en daadwerkelijk zelf dingen doet en de groep die geld werft en dat aan lokale doe-het-zelvers geeft. De eerste is vaker aanbod gestuurd dan de laatste die echt geld werft voor lokale NGO's met een specifieke en meestal prima omschreven vraag . De ‘doe-alles-zelvers' en de ‘wervers-voor-doe-het-zelvers' zijn wel de groepen waar het in de komende jaren gaat gebeuren. Uiteindelijk zullen ook zij echter in moeilijk vaarwater komen. Zoals in alle sectoren gaat de ‘middle-man' er uit. U boekt toch ook die niet te vermijden - CO2 gecompenseerde - vlucht via Internet?


Zo zullen straks in de sector van ontwikkelingssamenwerking ook de niet voldoende transparant georganiseerde clubs, met een te lage aantoonbare toegevoegde waarde er door gevers en vragers van financiële middelen tussen uit gehaald worden omdat ze rechtstreeks met elkaar zaken gaan doen. De eerste slachtoffers zullen de grote ontwikkelingsorganisaties zijn. Dan volgen de ‘doe-alles-zelvers' en daarna de ‘wervers-voor-doe-het-zelvers'. Lau Schulpen zei in het Vice Versa interview: "Als iets niet bevorderlijk is voor samenwerking, is het wel dat organisaties om de centen moeten bekvechten." Natuurlijk is het 25% systeem hier mede debet aan.

Maar zonder dat systeem zou deze problematiek ook ontstaan zijn. Het gevolg is dat men meer met zichzelf, marketing strategie en overleven bezig is dan met de inwoner van het ontwikkelingsland (wat in het artikel de kleine ontwikkelingsorganisaties wordt verweten). Het wordt dan ook tijd dat er gezocht gaat worden naar nieuwe vormen van samenwerking waarbij ervaring, kennis, enthousiasme en slagkracht gecombineerd gaan worden en de lengte van de geldstroom ingekort gaat worden. Dat zal vooralsnog niet lukken op basis van de huidige structuren en werkwijze van de grote ontwikkelingsorganisaties. De groten zullen moeten kiezen; of ze willen de elektriciteitscentrale bouwen - maar net als bij de door hun verfoeide ziekenhuizen en scholen is dat een taak van de overheid -, of ze willen de bedrading aansluiten. Bij keuze één zullen de grote ontwikkelingsorganisaties, als het aan minister Koenders ligt, steeds vaker aanlopen tegen de lokale overheden in het land waar ze willen werken, want Koenders vindt - zo vertelde hij in zijn speech op de Afrikadag - dat hulp lokale goedkeuring zou moeten krijgen. Waarschijnlijk vind hij gewillige oren aan de andere kant van de hulp euro (met alle nieuwe problemen van dien in met name minder democratische oorden..).

In het geval men toch gaat voor keuze twee zal men de organisatie ingrijpend moeten wijzigen om te kunnen werken met de lokale, in kwaliteit en snelheid toenemende ‘kleintjes', die ook steeds minder ‘middle-men' tegen willen komen in hun zoektocht naar euro's. Het voor grote ontwikkelingsorganisaties wat sombere toekomstbeeld is dan ook dat de problematiek voor de politiek in het betreffende land is (al of niet met ‘hulp of druk' van buiten in de vorm van de EU etc.).

Het probleem is in de zeer nabije toekomst steeds vaker voor de nieuwe MVO beweging die in aantocht is; Mensen Voor Oplossingen. Die MVO'ers daar en hier vinden elkaar steeds vaker en sneller. En als aangegeven; snel zal langzaam gaan verslaan en groot niet klein..
3/3