Geven In Nederland 2015: Over veerkracht en laatste (?) rek

28 april 2015
Nieuws | | Wetenschap & Onderzoek

Er zijn veel hoopgevende signalen dat de Nederlandse filantropie over voldoende veerkracht beschikt. Maar vanaf 2007 - na jaren van constante groei - kwam er door crisis en teruglopende overheidssubsidies behoorlijk de klad in. Achter de tweejaarlijkse VU-cijfers van Geven In Nederland 2015 over het geefjaar 2013, vorige week gepresenteerd onder het motto ‘Veerkracht van filantropie’, gloort hoop van licht herstel. Maar niet te vroeg gejuicht, maande onderzoeksleider prof. René Bekkers: ‘De veerkracht van de giften lijkt hoog; het dalend vertrouwen in goede doelen bedreigt echter filantropie op langere termijn. Veerkracht duurt tot de rek eruit is!’

Geven In Nederland is het tweejaarlijkse, longitudinale onderzoek waarin geefgedrag van huishoudens, erflaters, fondsen, bedrijven en kansspelen macro-economisch in kaart wordt gebracht. De verwerking van data uit een onderzoeksjaar vergt ongeveer 15 maanden en dat betekent dat de jongste cijfers betrekking hebben op het geefjaar 2013. Hoe het actuele geefgedrag is, kan GIN dus niet zeggen, maar over twintig jaar onderzoek – GIN beleefde vorige week zijn tiende editie – zijn langetermijneffecten steeds duidelijker zichtbaar. Zo is duidelijk dat het vertrouwen in goede doelenorganisaties – algemeen erkend als ‘het kroonjuweel van de sector’ – sinds 2006 systematisch aan het dalen is. Terwijl de conjunctuurgevoelige index van het Nederlands Donateurs Panel al weer stijgt, wordt het percentage Nederlanders dat zegt veel vertrouwen te hebben in goede doelen steeds kleiner. In 2006 was dit volgens GIN nog 42%; in 2014 is het gedaald naar 29%. Bekkers: ‘We zagen deze afname al in 2013 en zien dat deze zich helaas nog steeds doorzet.’

Een serieus probleem
Voor de inkomsten uit giften van het publiek op lange termijn is het lage vertrouwen een serieus probleem, volgens Bekkers: ‘De goede doelensector heeft hier een grote uitdaging. Zij zal het Nederlandse publiek moeten overtuigen van de kwaliteit van haar werk.’
Over de die kwaliteit zegt Bekkers: ‘Het nieuwe validatiestelsel en de kwaliteit van de opleidingen voor de filantropische sector zijn hiervoor van groot.’ De laatste opmerking is een nauwelijks verholen verwijzing van Bekkers naar de verschraling van het academisch onderwijs nu de minor ‘Goede doelen, filantropie en non-profits’ volgend jaar ten offer valt aan het bezuinigingsmes op de VU: te weinig studenten, dus geen financiering meer.

Tegenslagen
Als om de veerkracht van filantropie gaat, ziet Bekkers een drietal tegenslagen waarmee de goede doelensector werd geconfronteerd: de crisis, het overheidsbeleid en de media-affaires.
Met name over de relatie met de economische indicatoren ziet Bekkers een duidelijke trend: ‘De ontwikkeling in de bestedingen van grote goede doelen houdt nauw verband met de ontwikkeling van de vermogens van Nederlanders. Sinds 1985 loopt de hoogte van de giften in Nederland vrijwel exact gelijk met de hoogte van de waarde van onroerend goed. De filantropie in Nederland lijkt minder gevoelig te zijn voor economische tegenwind dan die van de VS en het VK, waar direct een recessie-effect optrad. In Nederland bleef dat effect uit tot 2011 en bovendien bleef het beperkt. We zien nu in 2013 weer een stijging van de giften. En dit is opmerkelijk omdat de waarde van onroerend goed in 2013 nog daalde.’

Overheidsbeleid
Ook het overheidsbeleid heeft de laatste jaren voor een terugslag gezorgd volgens Bekkers. De maatschappelijke behoefte aan filantropie is volgens hem toegenomen door het afstoten en overhevelen van overheidstaken naar burgers en door de bezuinigingen op overheidssubsidies voor non profits. Dat laatste heeft vooral de cultuursector getroffen en daar ziet Bekkers grote verschillen in veerkracht bij instellingen. Vele lijken moeite te hebben om de subisidies te vervangen door fondsenwerving en commerciële inkomsten. Bekkers: ‘Helaas blijkt ook bij de gevers beperkte veerkracht. Vermogenden zijn niet van plan meer te geven aan cultuur.’

Media
Hoewel velen – waaronder de adviescommissie De Jong voor het nieuwe validatiestelsel - er voetstoots vanuit gaan dat er een directe relatie is tussen het afnemend publieksvertrouwen in goede doelen en berichtgeving over schandalen bij diezelfde doelen in de media, zoals recent bij Alpe d’HuZes, zegt Bekkers: ‘Wij hebben geen directe relatie gevonden tussen mediaschandalen en afnemend vertrouwen. Maar het intrigeert wel en daar willen we graag meer onderzoek naar doen.’

Vrijwilligers
In de nieuwe GIN-cijfers over vrijwilligers is ook een achteruitgang te zien. Bekkers: ‘We zien wel veekracht onder de loyale groep vrijwilligers, die juist actiever is geworden. Maar er is een grens aan de inzet van die trouwe vrijwilliger. Het toenemend belang dat de overheid in de participatiesamenleving aan mantelzorg en informele hulp hecht, vormt op termijn een bedreiging voor het vrijwilligerswerk. We zien namelijk in ons onderzoek dat informele hulp, mantelzorg en vrijwilligerswerk communicerende vaten zijn. Het hemd is dan nader dan de rok: mensen stoppen vaker met vrijwilligerswerk als ze er mantelzorgtaken bij krijgen.’

Huishoudens
Grenzen aan veerkracht van filantropie ziet Bekkers ook in het geefgedrag van de huishoudens: ‘Het totaalbedrag aan giften is weliswaar toegenomen, maar de concentratie bij de harde kern van grote gevers die we de afgelopen jaren hebben geconstateerd is verminderd. Het gemiddelde bedrag aan giften per huishouden is verder gedaald. Gelukkig blijft er wel een groot draagvlak voor goede doelen: 9 op de 10 huishoudens geeft geld of goederen.’