Commissie Pont II vervlecht Code Wijffels en CBF Keur

7 juni 2006
Nieuws | | Validatie & Toezicht

Een paritaire commissie onder leiding van Hans Pont gaat zich buigen over de vervlechting van de Code Wijffels voor Goed Bestuur van de VFI en het CBF Keur. Daarnaast gaat de commissie kijken of het CBF-Keur moet worden aangepast om de effectiviteit en efficiency te verhogen. Daarbij wordt rekening gehouden met de uitkomsten van een enquête onder de overwegend zeer kritische VFI-leden over Keur en Code en opvattingen van andere keurmerkhouders over het CBF-Keur. De commissie gaat nog deze maand aan de slag.


De "Commissie Vervlechting Code Goed Bestuur voor Goede Doelen en het CBF-Keurmerk" is recent ingesteld in nauw overleg tussen VFI, "eigenaar" van de Code Wijffels, en het CBF. De voorzitter is dezelfde man die ook de commissie leidde die over de implementatie van de Code Wijffels bij de VFI-leden adviseerde. Een vervlechting van die code met het CBF-keur viel echter buiten het mandaat van deze VFI-commissie, omdat daarvoor immers ook de medewerking van het CBF noodzakelijk was. Met instemming van beide besturen gaat Hans Pont nu met een nieuwe "paritaire" commissie aan de slag. Daarin hebben namens de VFI zitting Gosse Bosma (directeur) en Adriana Esmeijer (bestuurslid). Het CBF is vertegenwoordigd door Adri Kemps (directielid) en Ans van den Berg (bestuurslid). Junte de Savornin Lohman heeft namens beide organisaties zitting in de commissie. Zakelijke deskundige op het terrein van certificering en accreditatie is Teun Hardjono (Erasmus Universiteit); juridische expertise levert Tijmen van der Ploeg (VU); het donateursperspectief wordt ingebracht door Nora Salomons (College van Deskundigen CBF) en als governance-deskundige treedt Philip Wallage (KPMG) op. Twee externe adviseurs complementeren de commissie: Anne Strijker (Ministerie van Financien) en W. Buwalda (Ministerie van Justitie).

 


Opdracht

De opdracht voor de commissie is om "een advies uit te brengen over het zoveel mogelijk vervlechten van de Code Wijffels en het CBF-Keur, zodat daarmee de Code optimaal kan worden nageleefd en gehandhaafd."

Daarnaast krijgt de commissie de opdracht te adviseren over "de eventuele aanpassing van het CBF-Keur op basis van een evaluatie van het keurmerk, tger verhoging van de effectiviteit en de efficiency".

Een belangrijk uitgangspunt voor de commissie is "het behoud van het CBF-Keur als instrument voor versterking van het publieksvertrouwen".

Dat laatste is een ondubbelzinnig vertrekpunt, want uit berichten in een aantal media was de indruk ontstaan dat het CBF-Keur zijn langste tijd heeft gehad. De reeds genoemde interne VFI-enquête zou daarvoor het bewijs zijn. Zowel CBF als VFI denken daar echter anders over.

 


VFI-enquête

Van eind oktober tot eind december vorig jaar hield de VFI een enquête onder haar leden over het CBF-Keur en de Code Wijffels. De respons op deze enquête onder 95 directeuren van lidinstellingen werd als "representatief" gekwalificeerd. Hoewel het hier om een interne rapportage gaat, is de enquête inmiddels vrijgegeven*. Bestudering ervan leert dat de VFI-leden inderdaad zeer kritisch staan tegenover het CBF-Keur, maar de claim dat het keur zijn draagvlak bij "de" goede doelen heeft verloren vindt in de rapportage geen grond. Eerder lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat goede doelen en CBF tot elkaar "veroordeeld" zijn: de VFI-leden willen het CBF als uithangbord van vertrouwen niet kwijt (de communicatieve betekenis van het CBF-Keur wordt hoog ingeschat; men denkt dat het publiek gehecht is aan Keur en logo), maar over de lading die de CBF-vlag dekt is de VFI-achterban inderdaad buitengemeen kritisch. Een overgrote meerderheid ziet derhalve het meest in het behoud van het CBF-Keur als naam, maar wil een grondige herziening van de inhoud ervan op basis van de Code Wijffels en het bijbehorende toetsingskader.

 


Pijnpunten

De belangrijkste pijnpunten in het CBF-Keur zijn niet verrassend. Hoewel de globale uitgangspunten van de CBF-keurmerkcriteria en ook het serviceniveau van de CBF-medewerkers zelf op instemming van de VFI-leden kunnen rekenen, zijn de regels volgens hen te gedetailleerd en soms overbodig. Ook de schriftelijke toetsing op afstand wekt weerstand: liever ziet men een methode van toetsing en controle door middel van visitatie en interne audits.

Daarnaast doet de 25%-norm volgens een grote meerderheid van de VFI-leden geen recht aan de door het publiek gewenste betekenis. De grote naamsbekendheid van keur maakt het waarschijnlijk dat slechts een krappe meerderheid (53%) voorstander is voor het afschaffen van de 25%-norm.

Een overgrote meerderheid van de VFI-leden is voorstander van het verbeteren van de kostentransparantie, maar de voorkeur gaat hierbij niet uit naar verdere kostennormering. De VFI-leden vinden dat het publiek zelf moet beoordelen of goede doelen te veel kosten maken ten opzichte van het gestelde doel.

 


Verdeling van verantwoordelijkheden

Wanneer de VFI-leden de organisatie van zelfregulering in de sector zouden kunnen inrichten, dan zouden zij kiezen voor een verdeling van verantwoordelijkheden. De brancheorganisatie zou verantwoordelijk moeten zijn voor het bepalen van de inhoud van de regels en het vaststellen daarvan. Toezichthouder CBF zou de methode van toetsing moeten bepalen en de controle en sanctionering op zich moeten nemen.

CBF-directielid Adri Kemps, die directeur Jos Zwartjes in het najaar zal opvolgen, ziet dat desgevraagd fundamenteel anders: "Wij doen helemaal niets af aan het belang van de Code Wijffels, maar wij staan op het standpunt dat wij het Keur niet door brancheorganisaties kunnen laten vaststellen. Dit is strijdig met het CBF-Keur. De normen voor certificatie geven duidelijk aan dat de regels voor het CBF-Keur onpartijdig vastgesteld dienen te worden. Dit is van cruciaal belang voor het publieksvertrouwen. Uit ons eigen onderzoek in 2005 is gebleken dat 77% van het publiek vertrouwen heeft in ons Keur."

 


"Stevig draagvlak"

Hoe denkt Kemps dan over de vervlechting van de Code Wijffels en het huidige Keur?

Kemps: "Het lijkt wel alsof de VFI-enquete en de vragen over de verhouding tussen CBF-Keur en de Code Wijffels als een bom op ons gedropt zijn, maar dat is helemaal niet juist. In augustus vorig jaar al hebben wij een eigen analyse gemaakt over de verschillen en overeenkomsten tussen de Code Wijffels en ons eigen keur. Wij waren al direct bereid tot nadere afstemming. Dat heeft nu geleid tot de instelling van een gezamenlijke commissie."

VFI-directeur Gosse Bosma bevestigt de kritische toonzetting van de leden-enquête, maar ontkent de suggestie dat het draagvlak voor het CBF bij zijn achterban is verdwenen. Bosma:

"Die suggestie is niet juist. Om te beginnen hebben wij met het CBF goed overleg gevoerd over de opzet en uitkomst van onze interne enquête. Die was een uitvloeisel van een reeds langer bestaande behoefte om te weten hoe onze leden het CBF beoordelen, met name in het licht van de Code Wijffels. In het algemeen kun je stellen dat het draagvlak voor het CBF onder onze leden nog steeds stevig aanwezig is. Wel is het duidelijk dat er vragen en twijfels zijn of de CBF-vlag nog wel de lading dekt en of het Keur en de criteria nog aan de eisen van deze tijd voldoen."

"25% norm handhaven"

Een van de grootste pijnpunten in de VFI-enqute betreft de 25% kostenorm voor fondsenwerving. Gaat het CBF "om" nu blijkt dat 53% van de geenqueteerde VFI-leden er vanaf willen?

Adri Kemps: "Bij fondsenwervende instellingen kunnen diverse soorten kosten worden onderscheiden: kosten die gemaakt worden om geld binnen te halen en kosten die gemaakt worden om geld uit te geven. De eerste soort fondsenwervingskosten mogen voor het CBF-Keur maximaal 25% van de baten uit eigen fondsenwerving zijn. De tweede soort kosten kunnen per organisatie enorm verschillen. Dat heeft natuurlijk allemaal te maken met de manier waarop de doelstelling gerealiseerd wordt. Het CBF heeft in samenwerking met de VFI en accountants de Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen geactualiseerd. Ter verbetering van de kostentransparantie is voorgesteld om de kosten van beheer en administratie afzonderlijk zichtbaar te maken in de verslaggeving. In een krappe meerderheid van 53% van de geënqueteerde VFI-leden die nu voorstander van afschaffing van de 25% kostennorm, zien wij geen aanleiding om ons standpunt te wijzigen. Die norm willen we handhaven in het belang van de donateurs."

 


Administratieve last

De klachten over te grote administratieve lasten kunnen voor Kemps toch ook nauwelijks als een verrassing komen? Kemps: "De VFI-enquete liep hier wat voor onze troepen uit, omdat we sowieso wilden weten hoe onze Keurmerkhouders hierover dachten. Wij hebben KPGM opdracht gegeven om dit te onderzoeken bij onze 255 Keurmerkhouders en indien mogelijk met behoud van kwaliteit voorstellen te doen tot administratieve lastenverlichting. Dat loopt deze zomer en in het najaar hopen we ons bestuur en Keurmerkhouders daarover voorstellen te kunnen doen."

 


Lokale fondsenwervers

Met de instelling van een VFI-CBF-commissie lijken de belangen van de kleinere, lokale fondsenwervers - de achterban van het ISF dus - wat op de achtergrond te geraken. Het ISF behoorde tot de grootste criticasters van het CBF-Keur, dat in haar ogen te veel toegesneden leek op de grote partijen. Klaagden de "grote" fondsenwervers al over administratieve lastendruk, bij de "kleintjes" leek er een revolte te ontstaan over de onevenredige druk op tijd en budget. En dat ook nog eens voor een in hun ogen "B-keur" onder de naam "Verklaring van Geen Bezwaar.". Het ISF drong bij het CBF aan op een werkgroep die de mogelijkheden van een aangepast "klein Keur" moest onderzoeken. En in het heetst van de strijd werd er zelfs een eigen ISF-Keur en -logo geïntroduceerd. Hoe staat het daarmee en hoe kijkt het ISF nu aan tegen de Commissie Pont II?

 


"Pas op de plaats"

ISF-directeur Paul Schmitz: "Wij maken op dit moment met de werkgroep voor de ontwikkeling van een klein Keur een pas op de plaats om goed na te denken, mede in het licht van het werk van de Commissie Pont. Onverminderd zijn wij een voorstander van een landelijk keurmerk voor alle goede doelen, groot of klein, waarbij het onze voorkeur heeft dat die aansluit bij het CBF-Keur. Daarnaast blijft onze eigen, vrijwillig onderschreven gedragscode een belangrijk uitgangspunt, al was het alleen maar omdat een keurmerk met toetsing vooraf voor veel van onze leden geen haalbare zaak is. Dat is voor de kleine fondsenwervers gewoon geen realistisch uitgangspunt."

 


"Niet afwachten"

Is het ISF niet bang dat zij nu de boot gaat missen? Schmitz: "Dat wij nu niet in de Commissie Pont participeren, is op zichzelf wel begrijpelijk. De commissie kijkt op dit moment naar vervlechting van de Code Wijffels, die eigendom is van de VFI, en het CBF-Keur."

Maar de Commissie Pont heeft toch ook als opdracht om het Keur waar mogelijk te moderniseren.

Schmitz: "Klopt, en dit betekent dan ook dat wij zeker niet blijven afwachten totdat de Commissie haar werk heeft afgerond. We willen actief bij deze discussie betrokken worden. Dit betekent dat wij, meer dan in het verleden, intensiever moeten samenwerken. Het nieuwe overlegplatform SBF, dat volgende week wordt gelanceerd, is niet voor niets opgericht. Het ISF kan en wil zich in deze belangrijke kwestie niet als Einzelgänger opstellen. De naam CBF is en blijft belangrijk. Hoe verder we daarvan af raken, hoe minder interessant het wordt, ook voor onze achterban. "

Dan was de lancering van het eigen ISF-Keur vorig jaar geen scherpe munitie en meer een politiek steekspel?

Schmitz: "Dat ISF-Keur en -logo hangen nauw samen met onze eigen ISF-gedragscode. Wie daaraan voldoet mag het ISF-logo voeren. Onze ethische code is, zoals gezegd, ook bij een nieuw Keur voor ons een heel belangrijk uitgangspunt."


Publieksvertrouwen

Het zal spannend worden om te zien hoe de branche - de VFI in dit geval - en toezichthouder CBF elkaar gaan vinden. Beide organisaties waren met hun onderscheiden kroonjuwelen in een ongemakkelijke patstelling geraakt: de VFI koestert "haar" Code Wijffels, die op een groot draagvlak - ook in de politiek - mag rekenen, terwijl het CBF over een door het grote gevende publiek gewaardeerd en effectief "lakzegel van vertrouwen" beschikt. De grote vraag is of het CBF als toezichthouder in de toekomst ook "eigenaar" en bepaler van haar gemoderniseerde Keur zal blijven of dat de branche de inhoud bepaalt en het CBF meer in de rol van onafhankelijk toetsingsinstituut komt (met de overheid als ultieme toezichthouder). Hoe de uitkomst ook zal zijn, vaststaat dat een gemoderniseerd (CBF)Keur voor goede doelen in elk geval op voldoende maatschappelijk draagvlak moet kunnen rekenen. Zonder publieksvertrouwen is elk keurmerk immers ten dode opgeschreven.

 


5

 


*De Eindrapportage Enquête CBF-Keur en Code Wijffels is bij de VFI op aanvraag beschikbaar