Twee brancheverenigingen? Een zegen voor goede doelen!

Fons van Rooij: eindelijk weer eens wat te kiezen in het Land van Goed Doen.
Fons van Rooij: eindelijk weer eens wat te kiezen in het Land van Goed Doen.
31 augustus 2016

Jan Jaap de Graeff, voormalig voorzitter van Goede Doelen Nederland (GDN) sprak op zijn afscheidsreceptie onlangs publiekelijk zijn teleurstelling uit dat er meer dan één branchevereniging voor goede doelen is. Dat was volgens hem niet goed voor de sector en een onmiskenbare reactie op de ontwikkeling van Instituut Fondsenwerving (IF). Het is een wel vaker gestelde vraag: waarom zijn er voor goede doelen toch twee brancheverenigingen? Sterker nog, er wordt ook weleens opgemerkt, dat het internationaal een unicum zou zijn. Voor Fons van Rooij, voorzitter van die andere branchevereniging, Instituut Fondsenwerving (IF), reden opnieuw een sterk pleidooi te houden voor nut en noodzaak van meer dan één branchevereniging, misschien wel voor meer dan twee….
 
Laten we beginnen met een eenvoudige constatering: het overgrote deel van goede doelen is momenteel niet aangesloten bij een branchevereniging. Uit eigen waarneming, maar ook uit onderzoek blijkt telkens dat de contributie (kosten!) het hoofdmotief zou zijn geen lid te worden. De werkelijke reden is echter dat menig goed doel van mening is dat de kosten niet opwegen tegen de voordelen van het lidmaatschap. Er is geen weerstand tegen geld uitgeven, maar het moet dan wel verantwoord besteed zijn. De klassieke branchevereniging levert anno nu domweg onvoldoende voordeel op. Als ergens de Hollandse koopmansgeest rondwaart is het wel bij goede doelen, tot zover niets nieuws onder de zon. Een beroep op de collectieve verantwoordelijkheid voor het functioneren van de eigen sector is al decennia als spreken voor dovemansoren en daarmee een zwak lidmaatschapsargument.
 
Hiermee hebben we wel direct de belangrijkste pro uit mijn pleidooi voor meer dan één branchevereniging te pakken. Een vereniging moet vandaag de dag aantoonbare relevante en toegevoegde waarde hebben voor de day-to-day-operatie van goede doelen. Die voordelen van een lidmaatschap moeten eerst overduidelijk bewezen zijn. Met dit als basis kan er pas worden gewerkt aan het bevorderen van de animo onder leden voor het bijdragen aan de collectieve belangen. In die volgorde. Onderzoek onder brancheverenigingen in alle denkbare sectoren heeft dat de afgelopen jaren ruimschoots aangetoond. Goede doelen, zo wordt maar weer eens bewezen, zijn niet wereldvreemd.
Het behoeft geen nader betoog: voor een markt met maximale kwaliteit en toegevoegde waarde, tegen een aanvaardbare prijs, is volledige concurrentie het meest voor de hand liggende concept. Dat is in elke markt zo, ook in die van de filantropie. We spreken pas van een markt als er meer dan één – inwisselbare - partij is, met een onderscheidende propositie. Dan valt er wat te kiezen. Ergo: hoe meer brancheverenigingen, hoe meer markt, des te meer aanloop van kijkers en kopers, in casu van gemotiveerde leden.
 
Monopolie Njet!
In de sector Filantropie, waar volgens de wetenschap ruim € 4,5 miljard en volgens De Dikke Blauwe € 6 miljard in omgaat, kennen we een enorme hoeveelheid en variëteit aan maatschappelijke en/of filantropische organisaties. De gezamenlijke belangen (kennisdeling, vakbekwaamheid, wetgeving, marktordening, condities) te laten behartigen vanuit één branchevereniging is vragen om oeverloos en institutioneel polderen. Monopolies leiden zelden tot iets goeds. We passen ook eenvoudigweg niet allemaal onder een-en-hetzelfde dak. En dat is maar goed ook: juist de filantropiesector moet zich kenmerken door vitaliteit, vernieuwingsdrang, openheid, debat, strijd, bewegelijkheid, waarbij het oneens zijn met elkaar, of anders zijn, eerder norm is dan uitzondering. Dat bevordert ook dat organisaties en de sector als geheel weer een feilbaar, extravert en daarmee menselijker gezicht krijgen voor de buitenwereld. Het zal eraan bijdragen het misverstand de wereld uit te helpen dat goede doelen geen fouten (mogen) maken of opvattingen hebben die indruisen tegen die van een meerderheid in de samenleving, bijvoorbeeld rond wervingskosten, huisvesting of beloningen. Filantropie is particulier initiatief in een vrije markt. Niets meer, niets minder.
 

Zijn we eigenlijk wel een sector?
Theo Schuyt schreef in 2012 al in het pamflet ‘Vertrouwen in filantropie en de noodzaak van opleidingen’ dat er pas sprake is van een sector als aan zes voorwaarden is voldaan. Dat zijn:
  1. Branchevorming met gedragscodes en klachtenprocedures
  2. Gemeenschappelijke waarden en definitie van filantropie
  3. Vitale en hoogwaardige opleidingsfaciliteiten
  4. Wetenschappelijk onderzoek
  5. Maatschappelijk draagvlak
  6. Legitimatie door de overheid
Hoewel op al deze punten wel enige vooruitgang wordt geboekt, kan er op dit moment moeilijk van één sector worden gesproken. Zeker, onder de zeg twee- á driehonderd allergrootste goede doelen is sprake van verschillende vormen van collectieve organisatie, maar dat is nog geen brede vertegenwoordigende branchevorming. Er wordt pas sinds kort gewerkt aan een visie op opleiden, laat staan dat er een op de opleidingsvraag afgestemd aanbod is. Het wetenschappelijk onderzoek kan financieel volstrekt niet steunen op de sector waarvoor het al dat onderzoek doet. Niemand wil of is in staat bij te dragen aan ‘het tweejaarlijkse onderzoek ‘Geven in Nederland’, terwijl velen er toch gretig in winkelen ter onderbouwing van de eigen beleidsplannen. Het publieksvertrouwen is al jaren (te) laag en collectief wordt er nauwelijks iets tegen ondernomen. Van legitimatie door de overheid kan nog niet worden gesproken, ondanks de goede intenties in het convenant. En dat ligt zeker niet alleen aan de overheid. We weten maar nauwelijks representatieve aantallen leden aan ons te binden. Naar mijn mening omdat brancheverenigingen geen aansprekend verhaal hebben richting de meeste, ook kleinere, organisaties. En er voorlopig nog helemaal geen algemeen gedeelde definitie is wie of wat tot die sector gerekend kan worden. Hoezo, één branchevereniging? Is het niet beter eerst met z’n allen de handen uit de mouwen te steken en pas daarna proberen een monopolie te claimen?
 
De nieuwe branchevereniging
De drijfveer voor IF is in de eerste plaats zorgen voor een vitale sector, waarin vernieuwing, lef en een cultuur van experimenteren centrale waarden zijn, die als een magneet werkt op mensen die met passie vanuit eigen particulier initiatief, mede willen vormgeven aan een betere samenleving. Waar de drempels zo laag mogelijk zijn, waar de kennis voor het ophalen ligt en waar je elkaar makkelijk treft om die kennis en ervaring uit te wisselen. En vanzelfsprekend tegen de laagst mogelijke kosten (waarom ook niet). Een plek die voor iedereen toegankelijk is, ook voor diegenen die nog geen geld voor een lidmaatschap over hebben en eerst het bewijs willen zien dat ‘samenwerken en delen’ tot ieders voordeel zal leiden. Een vereniging (in modern jargon een beweging) in de ware zin van het woord.
 
IF heeft de afgelopen tijd, met inmiddels tal van commissies en een zestigtal vrijwilligers, hard gewerkt aan een nieuw perspectief en gezocht naar dat aansprekende verhaal. Het wil de mythe doorbreken dat alleen met voldoende geldmiddelen invloed kan worden verkregen, goede plannen worden gesmeed en een serieuze vereniging kan worden opgebouwd. Het is onzes inziens beter massa te realiseren met veel mensen die een steentje bijdragen, in de wetenschap dat ze er zelf ook beter van kunnen worden, dan voor een exclusief lidmaatschap te gaan met de kennelijke belofte dat het ontzorgt.
 
IF kiest daarom bewust voor een klein en flexibel bureau, met daaromheen een grote schil met enthousiaste vrijwilligers, van goede doelenmedewerker tot goede doelendirecteur, van klassieke goede doelen tot nieuwe toetreders. Samen een sterk en kloppend hart van de vereniging. Dat het werkt, zien we aan de gelijkwaardige bijdrage aan de totstandkoming van het nieuwe erkenningsstelsel en onze vaste vertegenwoordiging aan alle tafels waar de belangrijke besluiten vallen. Zonder IF zou Nederland nog jaren met de vermaledijde 25 procentnorm zijn opgezadeld. Een niet onbelangrijk wapenfeit met positieve en verstrekkende gevolgen waarover we - gelukkig - nog volop zullen debatteren en publiceren. We steken – opnieuw - onze nek uit voor vitale en hoogwaardige opleidingsfaciliteiten binnen de sector. En zoeken nadrukkelijk de samenwerking met andere belangenbehartigers en partijen die zich inzetten voor een goed geoliede branche. IF heeft beleidskeuzes gemaakt die er op zijn gericht om grote delen van de sector te verbinden. Wat er niet is gaan we ontwikkelen en wat er wel is gaan we voor iedereen toegankelijk maken. Dat is een volstrekt ander verhaal!
 
Een open platform
Die verbinding krijgt onder meer gestalte door een online platform dat IF binnenkort lanceert. Het biedt alle ruimte aan collega(branche)verenigingen zich te profileren, zodat zowel leden als niet-leden in een keer toegang hebben tot het volledige Nederlandse aanbod van diensten en opleidingen in de filantropie. Uitgangspunt voor IF is dat alle aanwezige kennis eenvoudig en voor iedereen beschikbaar moet zijn, ook buiten de Randstad. Een lidmaatschap is derhalve niet langer voorwaarde om toegang te krijgen tot een groot deel van de diensten en informatie. Leden hebben uiteraard meer rechten en altijd volledig toegang. Onze visie op de sector beperkt zich niet tot gevestigde goede doelenorganisaties, maar richt zich nadrukkelijk ook op nieuwe initiatieven, op de werknemers, betaald en onbetaald, in loondienst of ingehuurd (ZZP’ers) en op de dienstverleners/bureaus, die niet zelden als buitenboordmotoren van de sector de vernieuwing aanjagen, het contact met de achterbannen onderhouden, voor de jaarlijkse aanwas van honderdduizenden donateurs zorgdragen of scholing en onderzoek voor hun rekening nemen. Al deze partijen samen vormen de sector, hebben belang bij een gezond geefklimaat en vinden hun gezamenlijk (t)huis bij Instituut Fondsenwerving. Om die vernieuwing luister bij te zetten verandert Instituut Fondsenwerving zijn naam met de lancering van het nieuwe platform medio oktober.
 
Door een breed, kwalitatief en betaalbaar aanbod aan diensten, bijeenkomsten, online seminars en opleidingen in combinatie met inzet van leden en vrijwilligers bouwen we zo met elkaar aan een eigentijdse community, die mede richting en invulling zal geven aan een professionele sector. Deze ontwikkeling zou nooit mogelijk zijn geweest als we zouden zijn meegegaan in het concept van één overkoepelende brancheorganisatie. Veel van de huidige en toekomstige leden zouden dan geen onderdak hebben dat aansluit op hun specifieke wensen en belangen, geen stem hebben in het debat en geen bijdrage kunnen leveren aan het collectief. En wat schiet de sector daarmee op? Er valt gelukkig voor alle belanghebbenden blijvend weer iets te kiezen. Dat houdt iedereen scherp en dat valt toch alleen maar toe te juichen.

IF hanteert zes principes:

  1. Kennis is er om te delen
  2. Alles draait om mensen
  3. Verbinden van al het goede wat er al is
  4. Ontwikkelen wat er nog niet is
  5. Voor iedereen toegankelijk
  6. Tegen de laagst mogelijke contributie
 
Dit opinie-artikel is geschreven door Fons van Rooij in zijn hoedanigheid als voorzitter van Instituut Fondsenwerving. Wilt u ook een prikkelende column of stevige mening gelezen hebben door meer dan 2.500 decisionmakers in de wereld van doneren & sociaal investeren en door Haagse beleidsmakers? Stuur uw artikel naar hoofdredacteur Edwin Venema (edwin.venema@lenthe.nl) of neem telefonisch contact op: 0622526102.
2/2