Onderzoeker Jan Lasker naar haalbaarheid certificaat kleine goede doelen

18 oktober 2007
Nieuws | | Wetenschap & Onderzoek

Onlangs presenteerde het bureau Mediad de resultaten van haar in opdracht van het Centraal Bureau Fondsenwerving verrichte onderzoek naar de haalbaarheid van een certificaat voor kleine doelen. Belangrijkste conclusie: er is onder kleine fondsen behoefte aan zo'n keur, maar zij vinden de kosten ervan aan de hoge kant. FM las het rapport en sprak met onderzoeker Jan Lasker.


Steeds vaker wordt ook aan kleine fondsen de vraag gesteld of zij in het bezit zijn van een keurmerk, in een poging van overheden en andere subsidieverstrekkers om vast te stellen of er sprake is van een organisatie die aan een aantal fundamentele kwaliteitscriteria voldoet. Het relatief dure CBF-keurmerk is voor kleine fondsen echter een brug te ver. Te kostbaar, en teveel administratieve rompslomp. Er wordt dan ook al enige tijd door het CBF nagedacht over een alternatief certificaat voor kleinere fondsen. Aan het bureau Mediad werd vorig jaar de opdracht verstrekt om ‘Mede op grond van de onderzoeksuitkomsten te komen tot beleidsrelevante aanbevelingen inzake het invoeren van een certificaat voor goede doelen met een beperkte omvang.'

 


Representatief

Hoe zat het onderzoek in elkaar? Projectleider Jan Lasker legt uit. "Het onderzoek was opgedeeld in een kwalitatief en een kwantitatief gedeelte. In eerste instantie hebben we vijftien mensen, afkomstig van fondsen verspreid over Nederland, uitgenodigd. Met hen hebben we gesprekken van enkele uren gevoerd. Mede op basis van deze gesprekken hebben we de vragenlijst opgesteld die vervolgens naar zevenduizend fondsen is verstuurd. Bijna 1500 fondsen hebben binnen de tijd op ons verzoek om informatie gereageerd."

 


Is dat een goede respons? En in hoeverre zijn de reagerende fondsen representatief voor het complete veld? Lasker: "De respons is goed te noemen. Wat de representativiteit betreft: daarover kan ik geen harde uitspraken doen. Eenvoudig omdat de totale populatie goede doelen niet bekend is, ook niet bij de Belastingdienst. Opvallend in de reacties is wel dat de vragenlijsten vaak door het bestuur collectief zijn ingevuld, niet door de penningmeester alleen. Er is echt over gepraat binnen de organisaties, en de reacties zijn uitvoerig. Mijn indruk is dat van representativiteit sprake is."

 


Twijfelaars

Het CBF was tot voor kort in gesprek met het ISF om te komen tot een keur voor kleine fondsen. Het ISF heeft nu afgehaakt, maar het CBF zet de ontwikkeling van het kleine keur gewoon door. Heeft Lasker tijdens het onderzoek kunnen constateren dat de behoefte bij de kleine fondsen aan alternatieve certificering ook echt bestaat? "Die behoefte bestaat, en die behoefte hebben we ook kunnen kwantificeren. Vier van de tien fondsen zegt het certificaat te willen hebben. Nog eens veertig procent zegt er misschien aan te willen. Een op de tien fondsen zegt: we doen het niet. De tien procent nee-zeggers bestaat naar mijn indruk deels uit vermogensfondsen, voor wie certificering überhaupt niet relevant is."

 


Certificering is naar de indruk van Lasker dus levensvatbaar. Er liggen echter nog wel wat beren op de weg. De twijfelaars verwachten meer bureaucratie en hikken tegen de eventuele kosten aan. "Opvallend is de discrepantie tussen de antwoorden die we kregen in het kwalitatieve en het kwantitatieve deel van het onderzoek," zegt Lasker. "Tijdens de gesprekken met vertegenwoordigers van de fondsen kwamen alle nuances op tafel en was men eerder bereid om het prijskaartje dat aan certificering hangt te accepteren."

 


Solidariteitsheffing?

Overigens is het volgens de onderzoeker beslist niet vreemd dat door sommige organisaties met argusogen naar het kostenplaatje wordt gekeken. Van de ondervraagde fondsen heeft een kwart een jaarbegroting die kleiner is dan vijfduizend euro. Mocht het nieuwe certificaat jaarlijks vijfhonderd euro kosten, dan is de nu door het CBF gehanteerde kostendrempel van 25% al snel in zicht. Lasker: "Toch is de wens van de kleinere fondsen om een stempel van betrouwbaarheid te krijgen absoluut legitiem."

 


Lasker denkt dat het aan het CBF en de sector is om eventuele drempels weg te nemen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen in de vorm van een solidariteitsheffing - waarbij de grote fondsen meebetalen aan het keur voor de kleintjes - of door een uitgekleed, goedkoop, certificaat in de markt te zetten. Maar voor dergelijke mogelijke oplossingen wil Lasker geen voorkeur uitspreken. "Ons onderzoek toont in ieder geval aan dat er markt is," zegt hij. "Maar als wordt gedacht aan een certificaat in de trant van het CBF-keurmerk, zou ik willen zeggen: CBF, denk daar nog eens goed over na."

 


Download hier het complete onderzoeksrapport