Missies op drift: een kwestie van kiezen

Van veel organisaties raakt de missie goeddoenenderwijs eens op drift.
Van veel organisaties raakt de missie goeddoenenderwijs eens op drift.
15 juni 2017
Nieuws | | Governance & Finance

Veel organisaties verliezen gaandeweg hun oorspronkelijke missie uit het oog. De missie raakt als het ware ‘op drift’. Bedrijfskundige en historicus Frans-Joseph Simons MSc, MA deed onderzoek naar dit fenomeen onder Particuliere Initiatieven. Dat onderzoek levert inzichten op die organisaties kunnen helpen op de gewenste koers te blijven. De Dikke Blauwe sprak met Simons.
 
Een missie op drift, wat is dat precies? Simons: ‘Ik geef een voorbeeld van een stichting die het basisonderwijs in Ghana wil ondersteunen. Het bestuur gaat in dat land op bezoek bij verschillende scholen en constateert dat de schooljeugd ondervoed is, niet naar vervolgonderwijs gaat en uiteindelijk geen werk kan vinden. De organisatie besluit gezondheidszorg en landbouw als speerpunten toe te voegen aan haar missie. Landbouw vereist water en dat leidt ertoe dat er ook irrigatie als thema bijkomt. Omdat bovendien (landbouw)producten moeten worden bewerkt en op de markt gebracht, wordt tenslotte ook maar microkrediet als focuspunt toegevoegd. Zo ontwikkelt de missie van deze stichting zich van één tot maar liefst vijf thema’s. Deze missie is dus duidelijk op drift geraakt.’
 
Onderzoek onder Particuliere Initiatieven
Om uit te vinden welke oorzaken hieraan ten grondslag liggen en hoe ongewenste missiedrift kan worden gecorrigeerd, onderzocht Simons het fenomeen voor Particuliere Initiatieven (PI’s). In Nederland zijn ongeveer 6.400 PI’s actief, kleine filantropische organisaties die primair zijn gericht op ontwikkelingssamenwerking en voortkomen uit een initiatief van particuliere burgers. PI’s blijken volgens Simons regelmatig te worstelen met de vraag hoe zij koers kunnen houden, kunnen vasthouden aan hun missie en de daarbinnen gestelde doelen.
 
Meer dan de helft ervaart missiedrift
Simons: ‘Het veelvuldig gebruik van missiestatements is gebaseerd op het idee dat een organisatie met een helder omschreven missie een grotere kans heeft om beter te presteren. Het vasthouden aan een missie vergroot het vertrouwen van stakeholders in de organisatie en versterkt daarmee ook hun commitment. De missie wordt vertaald in organisatiedoelen en strategie en geeft daarmee richting en legitimering aan de non-profit. Missiedrift kan neutraal worden beschouwd als een proces van verandering waarbij de organisatie afwijkt van haar (kern)doel(en), waarbij deze doelen kunnen verschuiven en kunnen worden vervangen. In het empirisch onderzoek onder 91 PI’s bleek meer dan de helft in meer of mindere mate missiedrift te ervaren. In een meervoudige casestudy met 12 PI’s werden 27 voorbeelden van missiedrift opgetekend.’
 
Missie-statement weinig concreet geformuleerd
Simons onderzocht eerst alle missie-statements. ‘Als een PI zich inschrijft bij de Kamer van Koophandel om effectiever fondsen te kunnen werven, wordt doorgaans pas een missie geformuleerd als onderdeel van de administratieve procedure. De onderzochte missie-statements van de PI’s bleken steeds breed en weinig concreet te zijn geformuleerd. Dat maakt het lastiger om missiedrift te ervaren. Bij de PI’s bleek de missie zelf dan ook nauwelijks in het geding; missiedrift heeft bij hen vooral betrekking op het niet volledig of tijdig behalen van projectdoelen. Hierbij is dan vaak sprake van een geleidelijke verschuiving van doelen, veroorzaakt door externe factoren, en minder van een actieve herformulering of vervanging van doelen. Missiedrift lijkt de PI’s dus te ‘overkomen’. De vraag is dus: wat overkomt hen dan, waardoor projectdoelen steeds verschuiven?’
 
PI’s passen zich moeizaam aan lokale omstandigheden aan
‘Hoofdoorzaken voor missiedrift blijken voor PI’s vooral te liggen in de omgevingsfactoren van doelgroep(en)’, zegt Simons. ‘PI’s zijn actief in verscheidene, soms tegenstrijdige sociaal-culturele, politieke en economische omgevingen. In de praktijk blijkt het PI-bestuur vaak echter vooral te denken en te handelen vanuit een Nederlands perspectief. Op de ontwikkelingslocaties werken zij doorgaans nauwelijks actief aan het versterken van hun invloed binnen organisaties waarvan zij afhankelijk zijn. Integendeel: in de praktijk blijven zij sterk vasthouden aan hun persoonlijke inzichten. In plaats van actief de eigen legitimiteit te versterken in de omgeving van hun doelgroep(en), bijvoorbeeld door politieke lobbyactiviteiten, regelmatig overleg met lokale besluitvormers, aansluiting te zoeken bij lokale kennisnetwerken of bij een breed gedragen lokaal sociaal of politiek doel, vragen veel PI’s juist eerder om aanpassingen vanuit die lokale omgeving. Missiedrift ontstaat bij die PI’s dan ook vaak door een combinatie van sociaal-culturele, politieke en economische omgevingsfactoren, waarop zij niet actief managen. Hoewel doelgroepen doorgaans goed benaderbaar en kenbaar zijn, is communicatie met hen en lokale partners toch ook vaak lastig. Geografische afstand en beperkte communicatiemogelijkheden dragen ertoe bij dat PI’s zich vaak moeizaam aanpassen aan lokale omstandigheden.’

Vertrouwensrelatie belangrijker dan controle
Er is nog een andere factor: corruptie en malversaties. Simons: ‘Veel PI’s blijken geen kritisch beleid te voeren van monitoring en evaluatie. Controle richt zich op concrete output, maar nauwelijks op outcome of het functioneren van het PI-bestuur. Bij het handelen door het PI-bestuur richting stakeholders en samenwerkingspartners is de persoonlijke band met begunstigden vaak leidend en karakteriseert het werk van het PI. Monitoring en controle echter, zijn vooral gebaseerd op wantrouwen en gaan daarmee lijnrecht in tegen het ‘DNA’ van het PI: ‘vertrouwen’.’
 
Relatie met stakeholders is leidend
Stakeholder-management vormt de belangrijkste factor waarop de PI’s hun management- en beheersactiviteiten baseren, zegt Simons. ‘Missiedrift ontstaat in de praktijk van de PI’s dan ook niet vanuit een geringe betrokkenheid van stakeholders. Er wordt actief met begunstigden en donateurs gecommuniceerd en zij worden doorgaans uitvoerig betrokken bij zowel uitvoering als verantwoording van activiteiten. De PI’s behouden hiermee doorgaans voldoende aansluiting bij de eisen en wensen van hun stakeholders die hen in ruil daarvoor vertrouwen en ondersteuning teruggeven.’
 
Financiering is het probleem niet. ‘Hoewel enkele PI’s een groeiende druk ervaren op de toegang tot financiële middelen, slagen zij er alle steeds in deze tijdig veilig te stellen. De PI’s zorgen steeds dat de benodigde resources op papier zijn gedekt voordat wordt gestart met de uitvoering van een project. In de planning en communicatie met begunstigden wordt hiermee rekening gehouden.’
 
Conclusie
Simons concludeert na zijn onderzoek dat de dominante oorzaken voor missiedrift bij PI’s vooral te verklaren zijn vanuit het institutionele en het agency-perspectief. ‘De PI’s blijven vooral uitgaan van de eigen Nederlandse context en werken vanuit vertrouwen vormt hun ‘DNA’. Om missiedrift tegen te gaan of te reguleren, zouden zij juist op de effecten van die factoren een sterker bewustzijn moeten ontwikkelen. De organisatie moet zich daarbij steeds bewust blijven van zowel de waarde als de invloed van haar stakeholders, de ongewenst sturende rol die haar omgeving en netwerken kunnen spelen en ook de mogelijkheid dat men te maken krijgt met individuen en partijen die vooral hun eigen belang nastreven, desnoods ten koste van hun samenwerkingspartners. Op basis van dat bewustzijn kunnen zij een keuze maken uit verschillende praktische remedies die vanuit de theorie worden gegeven om missiedrift zo effectief mogelijk te beheersen. Een kwestie van balans blijft dan ook altijd een kwestie van kiezen.’
 
F.J. Simons MSc, MA, is bedrijfskundige en historicus. Hij heeft ruim twintig jaar ervaring in internationale projectontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking, waarbij de focus lag op het samenbrengen van mensen, onderwijs en arbeidsmarkt. Hij won de scriptieprijs voor zijn onderzoek naar Missiedrift binnen Particuliere Initiatieven en is momenteel werkzaam als onderzoeker aan de Rotterdam School of Management (PMB-RSM), Erasmus Universiteit Rotterdam en als adviseur bij de Pro Work Foundation.
 
 
Frans-Joseph Simons schreef een artikel naar aanleiding van zijn scriptie voor De Dikke Blauwe4, de jaargids die begin oktober verschijnt. 
 
2/2