​Langs de Blauwe Meetlat: Henriëtte Hulsebosch

​Langs de Blauwe Meetlat: Henriëtte Hulsebosch
​Langs de Blauwe Meetlat: Henriëtte Hulsebosch
10 oktober 2019
Nieuws | | Langs De Blauwe Meetlat

De Dikke Blauwe start een nieuwe serie portretten van directeuren, bestuurders en andere invloedrijke personen in de wereld van filantropie, kunst en cultuur. Met een  knipoog naar het feministisch maandblad Opzij, houden we hen daarbij langs onze ‘Blauwe Meetlat’ en creëren we een eigen filantropische benchmark. Eerste kandidaat : Henriëtte Hulsebosch, directeur van het hybride Kansfonds.




‘Ieder mens telt’
 
Kansfonds-directeur Henriëtte Hulsebosch stemde meteen in toen ze werd benaderd om mee te doen aan Langs De Blauwe Meetlat. Een teken van durf, omdat deze nieuwe rubriek gepaard gaat met een ‘eindscore’. Lef is dan ook niet toevallig een eigenschap die Hulsebosch - opgegroeid in een gelovig, hardwerkend gezin in de bollenstreek - bewondert in een van haar inspiratiebronnen: Neelie Kroes. ‘Zij is door hard werken en lef aan de top gekomen.’ 

We treffen elkaar niet in de Hilversumse villa waar Kansfonds zetelt, maar in Den Haag, de stad waar Henriëtte Hulsebosch sinds anderhalf jaar woont. Het Hilversumse monumentale pand heeft overigens zijn beste tijd gehad: Kansfonds is op zoek naar een nieuw onderkomen, iets dat duurzamer en toegankelijker is. Het is gisteren laat geworden; Hulsebosch vierde haar vijfenvijftigste verjaardag. ‘Er waren nog drie vriendinnen bij uit mijn lagereschooltijd in Bennebroek.’ 
Hulsebosch schenkt wat koffie bij. Ondanks het feest, maakt ze een energieke indruk. Bij het nalopen van de profielvragen antwoordt ze enigszins beschroomd dat bij haar de auto boven het openbaar vervoer gaat. ‘Het heeft tevens te maken met veiligheid, vooral als ik ’s avonds laat nog op pad ben. En het woon-werkverkeer is ook sneller met de auto.’
 
De directeur van Kansfonds groeide op in een katholiek gezin in de bollenstreek, waar haar ouders een eigen bollenbedrijf hadden. Hard werken en omzien naar elkaar waren belangrijk. Gezinnen in de omgeving die het moeilijk hadden, konden op steun rekenen. ‘We hadden een groentetuin en dan zei mijn moeder: “Ga maar eens even een maaltje daarheen brengen”.’ 
Veel studeren en hard werken hebben Hulsebosch’ loopbaan gevormd. Kijkend naar de dertig grootste FIN-leden, is niet meer dan een handvol van de fondsdirecteuren vrouw. Hulsebosch is daar een van. ‘Door hard te werken kun je aan de top komen. Zo is Neelie Kroes op emancipatiegebied een voorbeeld voor mij en ook omdat ze veel lef heeft getoond als eurocommissaris.’ 
Een andere inspirator is Paus Franciscus, die omziet naar de kwetsbaren in de samenleving. ‘Dat is precies wat we als Kansfonds beogen: het stimuleren van lokale initiatieven, waarin mensen omzien naar elkaar. Met inzet voor een ander, verbreed je ook je eigen horizon.’ Hulsebosch deed als twintiger vrijwilligerswerk in Lisse, waarbij ze mensen met een verstandelijke beperking hielp met taal en rekenen. Ze leerde hier zelf van ‘hoe zij tegen de samenleving aankijken en waar ze tegen aanlopen’. De gemeente stopte uiteindelijk de subsidie. ‘Daar was ik toen heel verdrietig over, want zoveel geld was er niet mee gemoeid.’
 
Sluit de missie van de organisatie aan bij uw eigen ervaring?
‘Ik heb in de schuldhulpverlening gewerkt en daarna bij twee gemeenten op welzijn. In de individuele noodhulp maakte ik kennis met de fondsen. Toen ik al acht jaar als ambtenaar werkte, bedacht ik dat ik dat niet mijn hele leven wilde doen: deels vanwege het imago, deels vanwege de grillen van de politiek; het gebrek aan continuïteit bij wisseling van wethouders. Vervolgens werd ik senior-projectadviseur van het Oranje Fonds en zeven jaar later maakte ik de overstap naar Kansfonds.’
 
Was u gevraagd of hebt u gesolliciteerd?
‘De toenmalige voorzitter, Frans Slangen, heeft me gepolst. Ik vond het een mooie ambitie. Wij hadden eerder discussies over de leegloop van de kerken. Mensen blijven immers zoeken naar zingeving en gemeenschapszin. En ook aan het diaconale aspect hebben mensen behoefte.’ 

 
Henriëtte Hulsebosch en Suzette de Boer
‘Kansfonds is een landelijk fonds dat lokale initiatieven steunt, omdat deze het meeste effect hebben en omdat ze mensen zo veel mogelijk zelf problemen in de samenleving laten oplossen. Zo is er bijvoorbeeld in de gemeente Bolsward een kledingbus bedacht voor mensen in armoede, die als een soort SRV-wagen langskomt. Ze kunnen er kleding uitzoeken en een praatje maken. Er wordt dan gevraagd: “Waar heb je behoefte aan?” Dat is het katholiek maatschappelijke activeringswerk. De presentiemethode: naast iemand gaan staan. Niet vóór mensen besluiten, maar mét hen.’
 
Wat hebt u concreet bijgedragen aan de missie van de organisatie, waar bent u trots op? 
‘We hebben de afgelopen jaren meer focus aangebracht. Daar ben ik trots op. Toen ik in 2007 bij Kansfonds kwam, was het een heel breed fonds: we steunden initiatieven op het vlak van sociale cohesie, kwetsbaren en behoud van het religieus erfgoed. Er werd gedacht “we weten wel waar we voor staan”, maar toch bleken er verschillende zienswijzen te zijn binnen bestuur, adviescommissie en de organisatie.’ 
 
‘Minder trots ben ik op de tijd die dit in beslag heeft genomen, maar we wilden het zorgvuldig doen. De kers op de taart was onze naamswijziging in 2016: van Skanfonds (oorspronkelijk: Stichting Katholieke Noden) naar Kansfonds. Daarbij maakten we ook een ontwikkeling door van vermogensfonds met een vaste inkomstenbron, Kansfonds was medeoprichter van de Bankgiroloterij, naar een hybride fonds dat actief fondsen werft.’
 
‘We hebben toen een missie, visie en strategie ontwikkeld. Het katholiek-sociaal denken bleek de kapstok waaronder ons werk - zonder dat we ons daar bewust van waren - viel en werd zodoende ons kompas. Denk hierbij aan menselijke waardigheid, onderlinge verbondenheid, meebouwen vanuit eigen kracht en zorg voor elkaar. Uiteindelijk hebben we de focus teruggebracht tot de allerkwetsbaarsten in de samenleving.’ 
 

Het woord ‘kwetsbaren’ komt veel terug in jullie communicatie-uitingen. Hoe ervaart de doelgroep deze term?
‘Het is een rotwoord, maar het maakt wel duidelijk waar je voor staat. Ieder mens telt. We willen het vangnet zijn voor mensen waar nauwelijks naar wordt omgezien.’
 
Op welke wijze gaan jullie na wat de impact van de interventies zijn?
‘Op het gebied van impactmeting hebben we een heel traject doorlopen. Aanvankelijk gestoeld op de Effective Giving-methode en vervolgens met Avance, een organisatie die zich richt op impactmanagement.’
 
‘Bij de Effective Giving-methode moesten we keuzes maken op basis van zoveel mogelijk mensen zo ver mogelijk helpen met zo min mogelijk geld. Stel je hebt een ton te besteden. Optie één is dat je dat geld geeft aan vijftig meisjes die een mbo-opleiding doen en die het boekengeld niet langer kunnen betalen, omdat overheid de subsidie introk. Ze kunnen met onze bijdrage hun studie afmaken en weer volop meedoen aan de samenleving. Optie twee is dat je het geld uitgeeft aan twintig dak- en thuislozen, waarvan het maar de vraag is of ze uiteindelijk weer mee kunnen doen aan de samenleving. Volgens de Effective Giving-methode zou in dit voorbeeld de financiering naar de vijftig meisjes gaan. Maar als waardengedreven organisatie ga je ervan uit dat ieder mens telt. En dan kun je niet kiezen op basis van grootste vooruitgang. Als iedereen op deze manier kiest, zijn er groepen mensen waar niemand meer naar omziet, omdat er te weinig vooruitgang te verwachten is. Bijvoorbeeld dak- en thuislozen of verslaafden. Maar zij horen net zo goed bij onze samenleving en ook hen willen we erbij houden. En in hun geval is dat een kop koffie en een luisterend oor.’
 
‘Met Avance hebben we een Theory of Change (een model dat de verandering beschrijft die de organisatie nastreeft, red.) ontwikkeld. In het Jaarverslag 2018 zijn de eerste resultaten opgenomen en inmiddels zijn we bezig met de tweede impactmeting. 
Het mooie is dat we er zelf ook veel van leren. Hoe we bijvoorbeeld ons aanvraagproces laagdrempeliger kunnen maken. “Doe je de goede dingen en doe je de dingen goed.” Dat is belangrijk om te weten, maar je moet ook de tijdsinvestering van de aanvrager in de gaten houden. Vandaar dat we de impactvragen nu koppelen aan de financiële verantwoording, zodat de aanvrager niet twee keer aan de slag hoeft.’

Hebt u relevante innovaties doorgevoerd? Zo ja, welke?
‘Lange tijd werd gedacht: we financieren innovatieve projecten en dan neemt de overheid het wel over. Inmiddels weten we dat dat niet meer opgaat. En de maatschappelijke initiatieven zeggen: “Leuk dat jullie graag innovatieve projecten willen, maar wij hebben vooral behoefte aan financiering van de lopende projecten.” Bij sommige aanvragen zie je bijvoorbeeld dat de aanvraag in projectvorm is gegoten, maar dat het eigenlijk exploitatiesteun is. Dan denk je toch: wie houdt wie nu voor de gek?’
 
‘Dat is de reden dat we met Fonds Franciscus zijn gestart, waarbij we met exploitatie-financiering tachtig diaconale inloophuizen voor dak- en thuislozen, mensen met psychiatrische problematiek of ex-gedetineerden kunnen helpen. Het is een fonds dat goed aansluit bij het gedachtengoed van de Paus, die zich zo inzet voor de allerkwetsbaarsten in de samenleving.
Met dit fonds dragen we gedurende drie jaar bij aan de exploitatiekosten van deze organisaties, zodat zij meer tijd hebben om zich te richten op de doelgroep, vrijwilligers te werven, hun inkomstenbronnen uit te breiden en bestuur en organisatie te professionaliseren. Daarnaast kunnen de inloophuizen veel van elkaar leren. Mooi is ook dat andere fondsen aanhaken via cofinanciering, participatie in de Denktank of het delen van hun expertise door het geven van trainingen en cursussen. Kortom, we bundelen geld en kennis, zodat we voor een aantal jaren complexe problemen kunnen aanpakken. Deze tijdelijke bundeling van geld en expertise moet werken als een versneller.’
 
Jullie zetten je ook in voor kinderen.
‘De ‘Geloof in eigen kunnen’-versneller ten behoeve van zwerfjongeren is een andere innovatie. We bundelen de krachten van Zwerfjongeren Nederland, het Instituut voor Publieke Waarden en het Ministerie van VWS. Er zijn in Nederland zo’n 11.000 dak- en thuisloze jongeren (in de leeftijd van achttien tot dertig jaar). Dat willen we terugdringen. Er is nu een Actieprogramma opgesteld om het aantal dak- en thuisloze jongeren te verminderen en maatwerk ondersteuning aan te bieden.’ 
 
‘We praten met Zwerfjongeren Nederland, met ambtenaren van de regio, met medewerkers en bestuurders van zorginstellingen. Dan denkt een ambtenaar bijvoorbeeld dat het allemaal wel op orde is en dan blijkt uit het verhaal van de dakloze jongere dat deze van het kastje naar de muur gaat. Tijdens een landelijk congres vertelde een achttienjarig meisje aan staatsecretaris Blokhuis dat zij in een daklozenopvang voor volwassenen slaapt en zich daar onveilig voelt. Met het Actieprogramma willen we deze jongeren helpen met een zo zelfstandig mogelijk bestaan en een eigen thuis.’
 
‘Een andere versneller is voor kinderen die opgroeien in armoede. Dat zijn er in Nederland zo’n 420.000. Ook hier hebben we voor een periode van zes jaar een versneller op gezet, onder andere door met gemeentes samen te werken, om zo de kinderen en hun ouders te helpen meer grip te krijgen op hun situatie.’
 

Als dit mijn missie sneller dichterbij brengt, zal ik mijn organisatie zonder met mijn ogen te knipperen laten opgaan in of fuseren met gelijkgestemde organisaties.
‘Dat vind ik een hele ingewikkelde. Moet ik daar echt antwoord op geven? Wij willen een samenleving waarin een plek is voor iedereen, waaraan iedereen kan meedoen. Er zijn natuurlijk meerdere organisaties die hetzelfde beogen als Kansfonds, maar niet vanuit dezelfde drive. Ons kompas is het katholiek-sociaal denken en dat brengt met zich mee dat je andere keuzes maakt. Maar als het echt niet anders kan: dan een fonds van dezelfde signatuur. Armoede, noden in de samenleving en het diaconale werk zijn van alle tijden. Daar wil je voor blijven bestaan.’ 
 
Bent u voorstander van een quotum voor vrouwelijke bestuurders en/of toezichthouders?
‘Ik zit hier ongelooflijk dubbel in. Aan de ene kant wil je een bestuur met de beste mensen hebben en dan moet het niet uitmaken of het een man of een vrouw is. Ik geloof niet in het geforceerde, maar tegelijkertijd helpt het wel om vrouwen kansen te geven. Als je streeft naar meer vrouwen in het bestuur of toezicht, dan ga je gerichter zoeken. En de geschiedenis leert ons dat er niet altijd op die manier is gekeken. Dat vind ik treurig. Want het is bekend dat vrouwen toch hele mooie kwaliteiten inbrengen, die in een Raad van Toezicht juist nodig zijn.’
 
Zelf hebben jullie evenveel mannen als vrouwen in het bestuur.
‘Wij werken met profielen en kijken ook naar de man-vrouwverhouding. We zoeken dan bijvoorbeeld een vrouw die ervaring heeft op het gebied van financiën. Ook kijken we naar de geografische spreiding, omdat we een landelijk fonds zijn. In het personeelsbestand zoeken we actief naar mannen (tachtig procent van de medewerkers is vrouw, red.), maar uiteindelijk gaat het wel om de kwaliteit.’ 
 
Vindt u dat de doelgroepen, de vrijwilligers en kwetsbaren, die steun krijgen van de organisatie ook in het toezicht gerepresenteerd moeten zijn? En zijn ze dat ook?
‘Mensen in ons bestuur zijn ook wel actief als vrijwilliger. En we stimuleren dat medewerkers nevenfuncties hebben. Uiteraard moeten ze hier wel transparant over zijn. De governance moet je bewaken.’ 
 
Een zwerfjongere in het toezicht?
‘In het toezicht worden onze doelgroepen niet gerepresenteerd, maar we zouden er zeker mee kunnen starten. Soms is het voor mensen ook wel lastig om er voor uit te komen dat ze onderdeel zijn van de doelgroep. Daarbij is de grens tussen kwetsbaar en niet-kwetsbaar flinterdun: ook ons kan iets overkomen, waardoor we kwetsbaar worden. En als je het al moeilijk genoeg hebt, heb je dan de behoefte om in dit soort functies te zitten? We hebben nu overigens nog geen open procedure met vacatures bij onze adviescommissie en bestuur. Daar denken we wel over na.’

Mogen bestuurders van grote filantropische organisaties die miljoenen beheren een vergoeding krijgen die boven de Balkenende-norm ligt?
‘Nee. Ik heb zelf ook een heel fijn salaris, maar als mensen echt voor het grote geld gaan, dan moeten ze niet in deze sector zijn. Als je zoveel geld verdient, terwijl je er bent voor de kwetsbaren in de samenleving… dat is moeilijk uit te leggen. 
We gaan ook verhuizen uit de mooie monumentale villa waarin we nu zitten. Het voelt in deze tijd niet meer goed om in zo’n pand te zitten. Bovendien moet het verduurzaamd worden en is het niet toegankelijk voor mensen met een beperking.’ 
 
Is een verhuizing naar een nieuw pand niet ook een hele investering?
‘Dat hoeft niet. Mogelijk gaan we naar een verzamelgebouw. De kruisbestuiving met andere organisaties vind ik ook interessant.’ 
 
Geeft u geld bij nationale inzamelingsacties? 
‘Ja.’
 
Hoeveel procent van uw inkomen schenkt u aan goede of maatschappelijke doelen? 
‘Daar geef ik geen antwoord op. Dat is privé. Het is ook niet relevant. Doneren doe je in stilte. Daar hoef je niet mee te pronken.’ 
 
Leeft u de missie van uw organisatie? En zo ja, hoe? 
‘Ook ik zet me in voor de samenleving. Bijvoorbeeld in mijn bestuursfuncties, maar ook privé, door om te zien naar mensen die het fijn vinden dat je naast ze staat. Onze campagne ‘Je hebt het recht om goed te doen’ vind ik heel mooi. Ben ik echt trots op. Het zit ook in de kleine dingen. Iemand in de supermarkt even gedag zeggen of iemand die ziek is  een bakje soep brengen.’
 

10 Pistool op de borst-vragen:
 
1.Filantropisch bestuurswerk is hoofdzakelijk een hobby van hoogopgeleide, economisch zelfredzame Nederlanders. 
Oneens. ‘Het is geen hobby maar een vak. Het bestuurswerk moet wel onbezoldigd zijn. Je moet het vanuit bevlogenheid en betrokkenheid doen. Je hebt kennis opgebouwd, waar je al voor betaald wordt.’ 
 
2.Filantropie moet altijd honderd procent privaat blijven. 
Eens. ‘De overheid heeft een eigen rol en verantwoordelijkheid. Overheid, blijf met je handen van de filantropie af. Privaat is privaat en publiek is publiek. Dat geldt ook voor de loterijopbrengsten.’
 
3.Filantropie is uiteindelijk een druppel op een gloeiende plaat van (te) grote, complexe problemen. 
Oneens. ‘Als fonds kun je er echt toe doen, kun je verschil maken in de problemen die er zijn. Wellicht is het een druppel, maar door bijvoorbeeld te werken met versnellers kun je een vliegwieleffect bereiken. En tel al het geld van de filantropie maar eens op.’
 
4.In filantropie zit links- of rechtsom altijd een vorm van eigenbelang. 
Oneens. ‘Er zit wel gedrevenheid en wederkerigheid in, maar dat is geen eigenbelang.’
 
5.Filantropie is uiteindelijk een zaak van het hart, niet van het hoofd. 
Eens. ‘Primair ingegeven vanuit het hart, maar het is wel een professie. Als je het hart echter niet hebt, dan wordt het niets.’
 
6.Jaarverslagen van filantropieorganisaties zijn papierverspilling. 
Oneens. 
‘Er gaat heel veel digitaal. Een papieren versie maakt een samenvatting mogelijk. Het is ook je plicht om te delen wat je doet.’ 
 
7.Er is sprake van ‘roze wolk-marketing’ richting financiers. 
Oneens. ‘Het is de keuze van de donateur of die wil geven of niet. Je moet werken vanuit vertrouwen. Ik ben er ook van overtuigd dat als je de marketing op deze wijze inzet, je met vuur speelt en een keer tegen de lamp loopt.’ 
 
8.’Diversiteit in bestuur en toezicht werkt beter’ is een fabeltje. 
Oneens. ‘Ik geloof in diversiteit. Mensen van verschillende generaties en achtergronden staan anders in het leven. Het is van toegevoegde waarde als je dat met elkaar kunt delen, het verbreedt de discussie en het besluitvormingsproces. Alle neuzen dezelfde kant op, maakt het wel heel eenzijdig.’
 
9.Voor een overwegend seculier land, heeft Nederland wel een opvallend christelijke filantropiemoraal: de linkerhand mag beslist niet weten wat de rechter doet. ‘Doe goed en zie niet om.’ 
Eens. ‘Governance moet wel bovenaan staan. Wij volgen de Erkenningsregeling van het CBF.’ 
 
10.Goed doen is het nieuwe rijk zijn. 
Eens.
 ‘Die vind ik heel mooi. Weet alleen niet of het nieuw is: het is van alle tijden.’ 
 
Overweging
Hulsebosch leeft haar missie, die zij meekreeg vanuit het katholieke milieu waarin ze opgroeide. Ze hecht groot belang aan de governance van haar organisatie. Hoewel de werving van nieuwe bestuursleden vooralsnog via coöptatie plaatsvindt, is er voldoende diversiteit op het vlak van geslacht en expertise. Het onderwerp vertegenwoordiging van de doelgroep in het toezicht zette haar zichtbaar aan tot nadenken. Het is duidelijk dat Kansfonds onder Hulsebosch’ leiding mooie stappen heeft gezet op het gebied van strategie, innovatie en het meten van impact. De ambitie om meer focus aan te brengen duurde lang, maar uiteindelijk is het nu helder waar de organisatie voor staat. Een extra bonus krijgt Hulsebosch voor haar lef om als eerste aan dit interview mee te doen. Eindscore: 8,9

Naam: Henriëtte Hulsebosch
Leeftijd: 55
Huidige functie: Directeur Kansfonds
Huidige maatschappelijke (neven)functies:
Lid Raad van Toezicht Adviescollege Curaçao
Lid bestuur Algemene Loterij Nederland
Secretaris Stichting Steunfonds t.b.v. het Katholiek Hoger Onderwijs (Tilburg University)
Penningmeester Baeten Geven Fonds
Voorzitter Raad van Toezicht Christelijk Sociaal Congres
Penningmeester United Way Nederland
Lid Curatorium SBI
Ooit in de ranglijst DDB100 gestaan? Ja (plaats 47)
Auto of trein? Auto
Grootste inspiratiebron: Velen, waaronder Neelie Kroes en Paus Franciscus

 
4/4