Het i-woord

Uw fonds slaat vast een deuk in het maatschappelijke pakje boter. Toch?
Uw fonds slaat vast een deuk in het maatschappelijke pakje boter. Toch?
30 maart 2016
Opinie | | (Social) Impact

Een zak aardappelen verplaatsen met een bulldozer. Die metafoor gebruikt DDB-hoofdredacteur Social Impact Peter Scholten vandaag in onze top story voor een vorm van inefficiency die je bij non-profits in onze sector geregeld kunt aantreffen.
 
Nu komt ondoelmatigheid overal voor, maar kritiek hierover wordt doorgaans nog slecht verteerd in het Land van Goed Doen. Het begrip 'impact(meting)' werkt voor menig bestuurder in onze sector als de spreekwoordelijk rode lap. De toon van het debat wordt schril als de voor- en tegenstanders van impactmeting in filantropie hun stellingen betrekken en al snel ontstaat een bijna folkloristische uitruil van clichés.
 
Waar komt die irritatie en verbetenheid eigenlijk vandaan?
 
Om te beginnen kan veel weerstand verklaard worden vanuit de evangelische ondertoon die sommige voorstanders aankleeft. Wie aangesproken wordt als een bestuurlijk dwaallicht die het altijd verkeerd heeft gedaan met zijn fonds, is al gelijk minder ontvankelijk voor inhoudelijke argumenten. 'Impact' werkt dan als containerbegrip voor alles wat een filantropische organisatie vooral niet wil zijn: vooral geen bedrijf of industrie met een harde prestatie- en afrekencultuur.
 
Niemand heeft echter gezegd dat dat de bedoeling is van meer focus op je prestaties. Aan extern rekenschap afleggen gaat iets veel wezenlijkers vooraf: een bestuurlijke mentaliteit die gevoed wordt door oprechte nieuwsgierigheid. Doen wij het goede goed? Is er voldoende urgentie? Kloppen onze aannames? Welk verschil maken wij als organisatie? Wat zou er gebeurd zijn als we niets hadden gedaan? Durven we voldoende door te vragen?
 
De meeste filantropische organisaties interveniëren in de levens van anderen met geld van anderen (van donateurs bijvoorbeeld, een vermogensfonds, van de stichter van het familiefonds of van de overheid). Dan zou je toch willen weten of die interventies maatschappelijk iets opleveren? Dan moet je durven door te vragen!
 
Doelen worden vaak te algemeen geformuleerd. Vragen worden te vaak gezien als een invuloefening. En dat houdt perverse systemen in stand, zoals de in deze en vorige editie van De Dikke Blauwe Journaal zo pijnlijk beschreven 'projectencarrousel'. Of bij de aanvraag van een keurmerk. Het stagneert innovatie. Het melden van typische output-successen conditioneert verkeerde verwachtingen. Melden dat je weer méér donaties hebt binnengekregen en dat daarmee méér natuurgebied is aankocht om te beschermen, weerhoudt biologen er niet van om te melden dat ondanks die uitbreiding de biodiversiteit toch blijft afnemen...
 
In de bijbelse opvatting van charitas wil de gevende linkerhand niet weten wat de rechter doet. Maar met dat eenmaal gegeven geld in de uitvoering van filantropische missies, is dat ongeveer het slechtste advies dat je zou kunnen geven. Impact(meting) gaat daarom ten diepste over bestuurlijke integriteit: eerlijkheid tegenover jezelf, tegenover degenen aan wie je hulp verleent en tegenover je financiers.
 
Dat i-woord? Dat betekent geen 'impact', maar gewoon: 'ik'.
Ik wil het weten.