Het CBF-Keur: effici

15 mei 2008
Opinie | | Validatie & Toezicht


Onlangs bekritiseerd Irene Mol op de opiniepagina van de NRC het toezicht op goede doelen organisaties. Zij betoogde onder andere dat het toezicht van het CBF op de bestedingen tekort schiet. Mol's idee dat bij toezicht sprake moet zijn van totale controle over het hele proces is eigenlijk achterhaald. Bij toezicht en regelgeving is maatvoering belangrijk om de administratieve lasten voor de gecontroleerde instellingen te beperken. Inmiddels weten we dat een risicobeperkende benadering efficiënter is en toezicht betaalbaar houdt. Het zijn dezelfde uitgangspunten die bij de Rijksoverheid veel aandacht krijgen, wat onder andere tot uiting is gekomen in het recente werk van het Centrum voor Good Governance.



In de praktijk is het voor het CBF ondoenlijk om van alle bestedingen precies na te gaan waar het geld terecht komt. De bijna driehonderd keurmerkhouders besteden hun geld namelijk aan tienduizenden verschillende projecten in alle uithoeken van de wereld. Dat is echter geen reden om niks te doen. Het CBF heeft maatregelen genomen om de rechtmatigheid van bestedingen toch adequaat te toetsen.



Het CBF hanteert daarvoor een drievoudige benadering. Ten eerste kijkt het CBF of de keurmerkhouder zelf voldoende controle heeft op haar eigen bestedingen. De instelling moet op papier zetten hoe geld wordt toegekend aan anderen (verantwoordelijkheden en bevoegdheden, criteria en procedures). Die bestedingen moeten worden vastgelegd in een deugdelijke administratie, en de resultaten van de bestedingen moeten tussentijds en na afloop gevolgd en gerapporteerd worden.



Ten tweede controleert het CBF of de keurmerkhouder een goedkeurende accountantsverklaring heeft gekregen over de jaarrekening. Die verklaring geeft aan dat de in de jaarrekening opgenomen bestedingen juist en volledig zijn. Als in de jaarrekening bijvoorbeeld is opgenomen dat 100.000 euro is besteed aan projecten in Zuid-Afrika, dan kan het CBF er op basis van de accountantsverklaring van uit gaan dat dit ook werkelijk het geval is. De accountant controleert ook (steekproefsgewijs) of de instelling bij die bestedingen daadwerkelijk de eigen procedures heeft gevolgd.



In de derde plaats beoordeelt het CBF of de in de jaarrekening opgenomen bestedingen ook overeenkomen met de doelstelling zoals die is vermeld in folders, op de website, in de statuten, en in het beleidsplan.



Deze drie benaderingswijzen vullen elkaar aan. Samen geven zij het CBF voldoende zekerheid dat het geld ook echt besteed wordt aan de activiteiten waarvoor de instelling het heeft geworven, zonder dat de projecten ter plekke worden bezocht. De gekozen werkwijze voorkomt misstanden, maar heeft natuurlijk ook zijn beperkingen. Het kan bijvoorbeeld niet garanderen dat de accountant volledig is geïnformeerd, of dat die Zuid-Afrikaanse organisatie correct rapporteert over de uitgevoerde projecten. Het CBF garandeert wél dat de keurmerkhouder de belangrijkste maatregelen heeft genomen om het risico op slechte bestedingen te minimaliseren. In het recente verleden is bij verschillende instellingen die niet aan deze eisen konden voldoen het keurmerk niet verlengd.

Efficiëntie en lastenbeperking vormen ook een belangrijk argument voor onze genuanceerde visie op onafhankelijkheid, het andere onderwerp waar Irene Mol haar pijlen op richtte. In het achthoofdige bestuur van het CBF zijn twee keurmerkhouders vertegenwoordigd, en de sector wordt actief betrokken bij nieuwe regelgeving. Dat helpt om een werkbaar stelsel van regels en toezicht te creëren dat goede doelen organisaties niet met onnodige lasten opzadelt. Daarnaast kweekt de dialoog met de sector draagvlak voor regels zodat die niet mechanisch gevolgd worden, maar werkelijk geïmplementeerd. Natuurlijk moet hiertegenover staan dat instellingen geen invloed kunnen hebben op hun eigen beoordeling. Vandaar ook dat het CBF de beoordelingen helder afschermt in de zogenaamde Commissie Keurmerk. Die oordeelt onafhankelijk, buiten de invloedssfeer van de keurmerkhouders en hun vertegenwoordigers.



Adri Kemps is directeur van het CBF. Hotze Lont is medewerker bij het CBF. Een kortere versie van dit artikel verscheen eerder in NRC.