‘Goede doelen zitten in een kramp door de 25 procentnorm’

Goede doelen in kramp door de 25% norm
Goede doelen in kramp door de 25% norm
28 november 2013
Nieuws | | Validatie & Toezicht

Alweer een geanimeerde Vakdag Fondsenwerving, vorige week donderdag in Rotterdam. Veel zwaar gesponsorde presentaties (die daarmee niet per definitie slecht zijn, integendeel) en hier en daar een interessant debat. Vooral voor nieuwelingen in het vak en kleinere organisaties een echte aanrader. Filanthropium Journaal was bij een debat over – alweer – de 25 procentnorm van het CBF.

We houden onszelf moedwillig klein
‘Beetje tegenvallende opkomst,’ stelde presentator Cees Grimbergen vast. De usual suspects waren er, en een aantal vertegenwoordigers van vooral kleinere organisaties. Onderwerp: de 25 procentnorm, een de voorwaarden voor het CBF-keurmerk.
‘Achterhaald en contra-productief, laten we die norm nú afschaffen’, stelt Fons van Rooij (vice-voorzitter IF). ‘De norm van 25 procent die je maximaal aan fondsenwerving mag besteden, is volkomen willekeurig. Vooral grotere en groeiende organisaties worden beperkt door die norm. Door creatief boekhouden (de grenzen tussen kosten van fondsenwerving en voorlichting zijn altijd diffuus) redden de grotere organisaties zich meestal wel. Maar eigenlijk houden we als sector onszelf moedwillig klein. Waarom niet gewoon communiceren dat goede en effectieve fondsenwerving geld kost? Zoals alles wat kwaliteit heeft?’

Nú de norm aanpassen
Van Rooij: ‘Je mag de 25 procent uitsmeren over een gemiddelde in een periode van drie jaar, maar dat is nog te kort. Structurele innovaties vergen een langere periode. Echt opschalen kost veel meer tijd én geld.’
Het IF denkt momenteel kritisch mee over het nieuwe validatiestelsel dat in 2014 zal worden ingevoerd. ‘Daarom is dit hét moment om die 25 procent los te laten of aan te passen.’

Eén belangrijke norm en die moet overboord?
Is dat verstandig in een tijd waarin het donateursvertrouwen op zijn laagst staat (‘tot op heden, kan nog verder dalen’)? Adri Kemps (CBF) vindt van niet en diverse mensen in de zaal zijn het met hem eens. Kemps: ‘Als we nu aan die norm gaan morrelen, zegt het publiek: hebben ze één belangrijke norm en die gooien ze ook nog overboord. En dan gaat het weer over directeurssalarissen en strijkstokken.’

Weg uit de kostenhoek
Publieksonderzoek laat zien dat het publiek een maximum van 13 procent aan fondsenwervingskosten acceptabel vindt. Van Rooij: ‘Zolang we blijven zitten in die kostenhoek, voeden we het wantrouwen dat zo op de loer ligt. We moeten veel meer toe naar het einddoel. Meer nadruk op wat we willen bereiken en wat we hebben bereikt. En elke organisatie werkt op haar eigen manier en heeft eigen onkosten. Daarover moet je dus heel zorgvuldig en open verslag uitbrengen.’
Op die lijn zit ook Jan van Berkel (Leprastichting) die zijn betoog begint met: ‘Vandaag hebben weer 200 mensen die de diagnose lepra hebben gekregen, meteen de behandeling gekregen die ervoor zorgt dat ze niet verminkt en verstoten zullen worden.’ Zo. Als dat geen krachtig verhaal is.

Geen oude schoenen weggooien
Van Berkel is geen voorstander van het loslaten van de 25 procentnorm, maar focust net als van Rooij op de missie en de impact die je als goed doel nastreeft en bereikt.
Kemps (CBF): ‘Ik ben nu al zeven jaar met het CBF bezig met deze 25 procent-discussie en ik heb eerlijk gezegd nog steeds geen beter voorstel gehoord. En je moet geen oude schoenen weggooien voor je nieuwe hebt.’
Van Rooij: ‘Die zeven jaar zijn me een beetje ontgaan, maar luister dan nu. Ik heb een beter voorstel: laten we er naartoe werken dat elke organisatie haar eigen marges voor fondsenwervingskosten vaststelt en daar dan verantwoording over aflegt. Dan haal je de groeimogelijkheden niet weg bij ondernemende non-profits.’

Codes geen garantie voor maatschappelijke relevantie
De vraag is natuurlijk: helpt het afschaffen van de 25 procentnorm wel om het donateursvertrouwen in zijn vrije val te stagneren? Van Berkel: ‘Alle codes en convenanten en regels zullen er niet voor zorgen dat we winnen aan maatschappelijke betekenis. Dáár gaat het om. Weg van de kostendiscussie! De argwaan van het publiek hebben we over onszelf afgeroepen door het altijd maar te hebben over geld. Het gaat over het doel!’

Gunstig afsteken bij de grote jongens
Kemps, Van Rooij en Van Berkel vinden elkaar in de bewering dat de gehele communicatie van de non-profitsector meer moet gaan over de missie. Mooie verhalen, dáár moeten we veel meer naartoe. Edwin Venema (Filanthropium): ‘Er zijn geen goede en foute kosten, er is een droom die je probeert waar te maken en waar je bezield en open over moet communiceren.’
Mensen in de zaal (van kleinere organisaties) zijn niet gelukkig met het eventuele afschaffen van de 25 procentnorm. ‘Wij geven veel minder uit, en dat komt heel goed over bij het publiek. Wij steken gunstig af bij de grote jongens.’

Goed nieuws is geen nieuws
Gespreksleider Grimbergen wijst op een onontkoombare waarheid: ‘Alles wat niet deugt, geeft de journalist vreugd.’ Met andere woorden: de media  - en in hun kielzog het publiek - zullen altijd op zoek gaan naar slechte praktijken, oneerlijke verslaglegging en misstanden. De wens om het vooral over het einddoel te hebben, wordt maar heel gedeeltelijk gehonoreerd. Van Rooij: ‘Reden te meer om zo’n strakke norm los te laten, dan worden we genoodzaakt individueel nauwkeuriger verantwoording af te leggen. Dan zijn we misschien van dat creatieve boekhouden af.’

CBF speelt centrale rol
Uit de zaal: ‘Het CBF speelt een cruciale rol bij de publieksperceptie van goede doelen. Voor de meeste mensen betekent het keurmerk dat dit een goede en effectieve organisatie is. Alleen wij weten dat het CBF-keurmerk daar geen garantie voor geeft. Dat zegt niets over impact en kwaliteit van je doelbestedingen.’ Kemps: ‘Dat communiceren we ook duidelijk.’

Wordt vervolgd…
En daarmee is de zoveelste discussie over de 25 procentnorm ten einde. In de wandelgangen: ‘Ik snap er niets van. Ze vinden 25 procent voor fondsenwerving te weinig! Bij ons is het nul procent. Bij ons werken we alleen met vrijwilligers en sponsors en blijft absoluut niets aan de strijkstok hangen.’
We zijn er nog lang niet, zoveel is duidelijk.