Gaza & SHO

5 februari 2009
Opinie | | Ontwikkelings samenwerking

Onze wereld wordt jaarlijks geteisterd door zo'n 150 rampen. Sommige rampen zijn indrukwekkend, kosten veel mensenlevens en halen door de aanwezigheid van camera's en journalisten de voorpagina's van onze dagbladen. Maar heel veel rampen zijn "stille rampen". Het aantal slachtoffers is soms enorm, maar de wereldgemeenschap neemt er geen notie van, omdat de beelden ontbreken en er geen ooggetuige verslagen zijn. Daardoor zijn slachtoffers onzichtbaar. Tot vorig jaar was bijvoorbeeld Kongo zo'n land. Daar zijn honderdduizenden mensen verjaagd en vermoord, maar de wereldgemeenschap kwam niet in actie.

We hebben nu een precaire wapenstilstand in de Gazastrook, maar we hebben ook nieuwe onlusten in Noord Sri Lanka en de situatie in Zimbabwe verslechterd. 60.000 Mensen lijden daar aan cholera en er zijn inmiddels 3.000 doden geteld. Over het aantal slachtoffers in Somalië is niets bekend. Hulpverleners kunnen het land niet in. Maar we weten met grote zekerheid dat er talloze slachtoffers vallen.


Dat is de wereld waarin wij leven.

 


Door de nieuwe communicatiemiddelen worden meer rampen dan ooit onder onze aandacht gebracht. En dat is van het grootste belang voor de slachtoffers. En het is een taak van de wereldgemeenschap om in actie te komen om de slachtoffers zo snel mogelijk te helpen en het leed te verzachten.

De Samenwerkende Hulp Organisaties (SHO) is een coalitie in Nederland, met als doel zoveel mogelijk fondsen te werven, meer dan iedere afzonderlijke organisatie zou kunnen generen, voor de slachtoffers van een ramp. Bovenliggende doelstelling is, dat met deze extra fondsen zoveel mogelijk directe hulp verstrekt kan worden aan de slachtoffers.

De SHO heeft haar toegevoegde waarde reeds bij meerdere rampen bewezen: De tsunami, de aardbeving in BAM Iran, de aardbeving in Pakistan.

De SHO heeft ook actie gevoerd voor de slachtoffers in Darfur, maar door een gebrek aan zichtbaarheid van de omvang van de ramp, het aantal slachtoffers en het ontbreken van ooggetuige verslagen waren de inkomsten uit de gevoerde SHO actie ontoereikend om de noodzakelijke hulpprogramma's te financieren. Hoe wrang en onuitstaanbaar een dergelijke constatering ook is; het is de realiteit: Geen beelden + geen zicht op aantal slachtoffers + geen verslaggeving + geen toegang tot rampgebied = geen draagvlak voor een succesvolle inzamelingsactie vanuit de SHO.

 


Daarnaast hebben sommige rampen een grote politieke lading. Voorbeelden daarvan zijn het Midden-Oosten en ook Irak.

Ook bij deze rampen zijn duizenden doden te betreuren. Maar, zo is gebleken, er was en is in de samenleving onvoldoende draagvlak om een grote inzamelingsactie te starten.

Natuurlijk vindt er dan wel politieke beleidsbeïnvloeding plaats, maar daarvoor zijn er andere samenwerkingsverbanden. Zij voeren de druk op om de strijdende partijen tot bezinning te brengen en proberen via lokale netwerkorganisaties strategieën te ontwikkelen gericht op duurzame oplossingen. Maar dat valt buiten het mandaat van de SHO.

In het commentaar van Edwin Venema wordt verwezen naar de SHO actie voor Birma. Dat vind ik prettig, want juist met deze actie werd direct bewezen, dat indien een inzamelingsactie niet voldoet aan enkele belangrijke criteria, de inzamelingsactie zal mislukken of op zijn minst zal tegenvallen.

De aardbeving in Birma genereerde veel te weinig inkomsten, omdat:

1. De hulpverleners niet in het land mochten

2. Het publiek niet wist hoeveel slachtoffers er daadwerkelijk gevallen waren

3. De beelden ontbraken

4. We geen idee hadden hoeveel hulp en welke hulp er nodig was

5. Daarbij ontkende de regering van Birma de noodzaak van grootschalige hulpverlening.

 


Onder een dergelijk gesternte is een SHO actie, hoe goed ook bedoeld, gedoemd te mislukken.

 


De SHO-coalitie (ik spreek uit eigen ervaring) worstelt natuurlijk elke keer weer met de criteria als er zich een ramp van enorme omvang voordoet. Bij gebrek aan beelden en journalistieke informatie vraagt men zich ook af of de SHO zélf de ramp sterker kan agenderen.

Maar daar waar de eigen hulpverleners niet eens het land in kunnen, hun werk niet kunnen doen en dus de slachtoffers niet bereiken, wordt "agendasetting" erg moeilijk.

 


Het is in het geheel niet de vraag of de SHO wel of niet haar handen wil branden aan een ramp met een meer politieke lading. Dat is en mag nooit de afweging van de SHO zijn. De SHO dient in actie te komen, als zij direct te hulp kan schieten bij rampen, waarbij er groot draagvlak(= potentieel veel steun) is in de Nederlandse samenleving. De SHO moet meerwaarde hebben.

Het siert de SHO coalitie, dat zij juist het maximale wil doen om tóch in actie te komen.

Maar helaas zal ook in de toekomst de SHO, bij 150 rampen per jaar, haar criteria heel serieus moeten nemen.

En dat is telkens opnieuw een hele moeilijke afweging. Immers de SHO coalitiepartners weten vaak via haar netwerken hoe ernstig, urgent en uitzichtloos de situatie in rampgebieden is. Dan ligt het ook voor de hand dat je tot hulpverlening wilt overgaan. Toch staan daar de harde, alles bepalende, succescriteria t.b.v. een inzamelingsactie tegenover.

 


Dat is ook de SHO.

Een coalitie die noodzakelijk is om krachten te bundelen en die zich bewezen heeft.

Maar de valkuil is overkill en gebrek aan effectiviteit.

De slachtoffers in Gaza moeten natuurlijk gesteund worden en de individuele organisaties doen het maximale om dat te bewerkstelligen.

Het beste zou zijn, als de (natuur)rampen tot het verleden zouden behoren, maar dat zal een illusie blijken.

 


Aloys van Rest

Sterrest Marketing & Communicatie

 


Aloys van Rest coördineerde de SHO acties: tsunami, Irak en BAM Iran

 


 

SHO