Stichtingen worstelen met beleggingsstatuut

Beleggingsstatuut: als bestuurders er zonder ruggespraak met professionals mee aan de slag gaan, gaat dat wel eens mis,
Beleggingsstatuut: als bestuurders er zonder ruggespraak met professionals mee aan de slag gaan, gaat dat wel eens mis,
1 april 2016
Nieuws | | Organisatienieuws

Dat hun financiële zaken gebaat zijn bij professionalisering, dat zien bestuurders van stichtingen en verenigingen wel in. Maar in de praktijk worstelen zij vaak met het opstellen van hun beleggingsstatuut. Vermogensbeheerders Jelmar Everwijn en Adriaan Peijnenburg bieden houvast.***

In het beleggingsstatuut komt alles te staan wat belangrijk is voor het beleggen van het vaak aanzienlijke vermogen van een stichting of vereniging. Zie van zo’n berg aan informatie maar eens een werkbaar document te maken. Als bestuurders er zonder ruggespraak met professionals mee aan de slag gaan, gaat dat wel eens mis, merken Everwijn en Peijnenburg van Theodoor Gilissen in de praktijk. ‘Soms gaan zij zelf klussen, halen hier en daar informatie vandaan. Het resultaat wil nog wel eens volstrekt onuitvoerbaar zijn’, aldus Peijnenburg.

Zo kunnen in het statuut onrealistische verwachtingen terechtkomen. Bijvoorbeeld dat risicomijdend belegd moet worden tegen een jaarlijks rendement van 8 procent, zeer onwaarschijnlijk in de huidige markt. Het is volgens de beheerders handiger om een rendementsdoelstelling te laten meebewegen met de marktomstandigheden, bijvoorbeeld door die te koppelen aan een bepaalde rentemaatstaf. Een ander voorbeeld van een vaak onhaalbare eis is dat beslist geen valutarisico mag worden gelopen. Everwijn: ‘Maar daaraan ontkom je meestal niet als je wereldwijd belegt, zelfs als je je beperkt tot beleggingen in euro’s.
Stel dat je bijvoorbeeld Unilever in portefeuille hebt. Omdat het bedrijf een aanzienlijk deel van zijn omzet behaalt in de emerging markets, houd je een zeker valutarisico.’

 
 Jelmar Everwijn en Adriaan Peijnenburg 
Op zoek naar de balans
Ook de formulering van duurzaamheidsdoelstellingen, voor veel stichtingen en verenigingen een belangrijk onderdeel van de beleggingsstrategie, wil nog wel eens lastig zijn. Neem de uitsluiting van kinderarbeid. ‘Nuances zijn dan nodig’, zegt Peijnenburg. ‘In derdewereldlanden is het vaak belangrijk dat kinderen meewerken. Uitbuiting sluiten we natuurlijk altijd uit. Maar als werk verbonden is aan een goede opleiding, draagt dat toch bij aan de ontwikkeling van het kind. Wij zijn wel eens geneigd om te veel door een westerse bril te kijken.’ Duurzaam beleggen is een nobel streven, vult Everwijn aan. ‘Maar soms worden zoveel beperkingen opgelegd dat je nauwelijks meer op een verantwoorde manier kunt beleggen. Je moet op zoek gaan naar de balans.’
Meest praktisch is om dat in overleg met professionals te doen. Theodoor Gilissen stelt een format voor een beleggingsstatuut beschikbaar, daarmee kan een secretaris of penningmeester zelf aan de slag. ‘Maar laat de aanpassingen aan ons zien voordat je het document aan bestuur en leden voorlegt’, adviseert Everwijn. Als iedereen zijn zegje al heeft gedaan en het stuk dán pas wordt teruggekoppeld, kan dat de uitvoerbaarheid in de weg zitten. 

 

Transparantie en continuïteit
Dat een beleggingsstatuut onmisbaar is, daarvan zijn de meeste bestuurders zich wel bewust. Was de beleggingsportefeuille tien à twintig jaar geleden meestal nog een getrouwe kopie van de effectenportefeuille van de penningmeester, sindsdien is het beleggingsbeleid stukken professioneler geworden. Daar hoort een helder statuut bij, dat donateurs en andere belanghebbenden transparantie biedt over wat precies met het vermogen gebeurt. Vaste afspraken zorgen bovendien voor continuïteit in het beleggingsbeleid. Mochten bijvoorbeeld andere bestuurders aantreden, dan blijven de spelregels voor de beleggingen van kracht.
Hoe vaak het beleggingsbeleid en de strategie onder de loep worden genomen, staat doorgaans ook genoemd in het statuut. Net als de frequentie van afspraken over de verslaglegging en verantwoording, en evaluatie van de vermogensbeheerder. Verder worden kwesties van goed bestuur (governance) vaak vastgelegd: bijvoorbeeld dat verschillende mensen verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en de controle.

Maatschappelijk geld
Maar in de eerste plaats beschrijft het statuut natuurlijk de beleggingsdoelstellingen, het risicoprofiel en de verwachte onttrekkingen aan het vermogen. Daarop wordt de beleggingsstrategie gebaseerd, met als onderdeel de gewenste mix van beleggingscategorieën. Soms worden bijvoorbeeld derivaten uitgesloten of hedgefondsen. Of in het statuut staan eisen aan de kredietwaardigheid van bedrijfsobligaties. En aan duurzaamheid natuurlijk. Zo worden bedrijven die actief zijn in de sectoren alcohol, tabak, gokken en wapens doorgaans uitgesloten. ‘Een beleggingsstatuut geeft op hoofdlijnen duidelijkheid’, zegt Everwijn.

*** Dit artikel is geschreven door Lizanne Schipper in opdracht van Theodoor Gilisen Bankiers N.V. Op de hier gepubliceerde informatie is de disclaimer Theodoor Gilisen Bankiers N.V. van toepassing, beschikbaar via www.gilissen.nl

2/2