Risico en reputatie in de charitatieve sector

Liesbeth Rutgers en Leonie Jesse
Liesbeth Rutgers en Leonie Jesse
15 december 2015
Nieuws | | Governance & Finance

door Leonie Jesse en Liesbeth Rutgers van Capital Counsel[i]
 
Jaarlijks wordt circa €4,4 miljard gedoneerd door huishoudens, vermogensfondsen, het bedrijfs­leven en goede doelenfondsen. Het wekt dan ook geen verbazing dat de samenleving om meer transparantie bij de charitatieve sector vraagt en dat zij verantwoording aflegt over wat ze doet. Maar ook de sector zelf geeft aan dat verbetering wenselijk is. In 2016 zal dan ook het validatiestelsel worden geïntroduceerd: een normenstelsel dat het publieksvertrouwen moet borgen en de effectiviteit en resultaatgerichtheid van de filantropische sector moet verhogen.
 
Governance: gedeelde verantwoordelijkheid maakt kwetsbaar
De sector van vermogensfondsen en goede doelenorganisaties is de laatste jaren behoorlijk in beweging. De overheid trekt zich steeds meer terug en stimuleert of verwacht meer participatie van de maatschappij. De maatschappelijke betekenis van de sector is groot en wordt steeds groter. Belang en omvang van de goede doelensector vraagt om een professionele inrichting van het bestuur. Niet alleen affiniteit met het goede doel moet daarbij een rol spelen maar ook de competenties en een duidelijke taakomschrijving voor alle bestuursleden. Onvoldoende professionele governance en middelen- beheer introduceert risico’s die kunnen leiden tot enorme financiële en reputatieschade voor zowel fonds als haar bestuurders.
 
Uit recent onderzoek van Capital Counsel blijkt dat bestuurders en toezichthouders bij fondsen hun governance nader zouden moeten bekijken. De bestuurskamer is vaak nog ingericht volgens een model waarbij het collectief verantwoordelijk is. Belangrijke bestuursportefeuilles, zoals risicomanagement, compliance, personeel en bestedingen/subsidies zijn vaak niet apart benoemd, laat staan verdeeld. De post financiën wordt in veel gevallen als enige aandachtspunt genoemd. Doordat eigenaarschap ontbreekt, kunnen belangrijke zaken en risico’s over het hoofd worden gezien. Onduidelijke taakverdeling en verantwoordelijkheden maken dus kwetsbaar.
 
Middelenbeheer: onzichtbare risico’s
In de praktijk ligt de focus van bestuurders vooral op de inkomende- en uitgaande geldstromen. Begrijpelijk, want het aantrekken van middelen is noodzakelijk om de projecten/goede doelen te ondersteunen. Tegelijkertijd wordt de publieke druk op effectieve besteding steeds groter. Opvallend is, dat fondsen in lang niet alle gevallen vastleggen hoe het toevertrouwde vermogen dat nog geen aanwending heeft, moet worden beheerd en behouden. Besturen realiseren zich vaak niet dat dit onzichtbare risico’s meebrengt.
 
Fondsen met een beleggingsportefeuille maken afspraken met de vermogensbeheerder/bank hoe het vermogen te beleggen, waarbij het risicoprofiel en de verdeling van de middelen worden vastgelegd. Basis is meestal een financiële meerjarenplanning waarin de kasstromen worden geprognotiseerd. Besturen hebben echter weinig aandacht voor bescherming van het vermogen zelf; er wordt nog steeds weinig gebruik gemaakt van een financieel (of beleggings)statuut waarin de regels voor behoud van vermogen zijn vastgelegd. Vastleggen van financiële risico’s dwingt een bestuur hierover na te denken. Welke risico’s kan en mag het fonds dragen, is beleggen passend, wat is de consequentie van niet beleggen, waarin mogen we beleggen (categorieën, producten, duurzaamheidscriteria), hoe monitoren we dit, wie is verantwoordelijk en hoe hierover verantwoording af te leggen, et cetera.
 
Ten onrechte denken veel besturen dat een beleggingsplan (of mandaat) van de vermogensbeheerder voldoende is. Een mandaat geeft alleen maar aan wat de beheerder gaat doen en niet wat de spelregels van het fonds zijn. Ook als er niet belegd wordt is een financieel of beleggingsstatuut noodzakelijk. Daarin worden de afspraken rondom het vermogen vastgelegd. Stakeholders, oprichters van het fonds, de donateurs en de goede doelen vragen om deze verantwoording. Een dergelijk statuut zou ieder fonds, met of zonder beleggingsportefeuille, moeten opstellen, zodat aantoonbaar is dat het vermogen prudent wordt beheerd.

Het statuut geeft de kaders aan waarbinnen een bank of vermogensbeheerder het mandaat mag uitvoeren. Een paragraaf over de maatschappelijke criteria waaraan beleggingen moeten voldoen is, blijkt uit bovengenoemd onderzoek, bij slechts de helft van de ondervraagden opgenomen. Los van de wenselijkheid van het maatschappelijk verantwoord beleggen, realiseren besturen zich blijkbaar onvoldoende dat dit aanzienlijke risico’s met zich mee kan brengen. De afgelopen jaren zijn er nogal wat reputaties van fondsen geschaad doordat de beleggingen door de media in negatief daglicht werden gesteld.
 
Naast de fondsen die wel criteria hebben vastgelegd zijn er fondsen die zeggen wel duurzaam te beleggen maar hierover niets hebben vastgelegd. Het lijkt aannemelijk dat het beleid van de vermogensbeheerder wordt gevolgd. Een gemiste kans, want voor deze maatschappelijke organisaties is het tegenwoordig goed mogelijk om de beleggingen de signatuur mee te geven passend bij de doelstelling van het fonds. Een versterking van de propositie en een mooie gelegenheid om aan te tonen dat ook een beleggingsportefeuille kan bijdragen aan de missie.
 
Rapportage: inzicht in risico’s
Om te beoordelen of afspraken uit het financieel/ beleggingsstatuut worden nageleefd door de vermogensbeheerder is een goede rapportage noodzakelijk. Voor bestuurders zijn rendement en kosten belangrijke criteria bij de beoordeling van de vermogensbeheerder. Feitelijk geeft dit echter onvoldoende handvatten om vast te stellen of de vermogensbeheerder zijn werk goed doet. Een rapportage kan inzicht geven met welke risico’s het rendement is behaald, wat de toegevoegde waarde van de beheerder is ten opzichte van de markt, of men zich houdt aan de gestelde (duurzaamheids)criteria en wat de werkelijke kosten van het beheer zijn geweest.
 
Nieuw normenstelsel geeft houvast
De filantropische sector wil transparantie bevorderen en het extern toezicht moderniseren. Er is een vernieuwd stelsel van afspraken voor kwaliteit, verantwoording en toegankelijke informatievoorziening in de maak. Het toezicht wordt hiermee verbreed en omvat de jaarrekening, de governance, risicobeheersing van de organisatie en de resultaten. Een ontwikkeling die de professionaliteit ten goede zal komen.
 

[i] Dit artikel is geschreven door Leonie Jesse en Liesbeth Rutgers van Capital Counsel, een organisatie die instellingen en besturen begeleidt bij de inrichting van de governance, het structureren van het vermogen, het risicomanagement en de monitoring. In het rapport ‘Good Governance, een onderzoek naar Governance en risicomanagement in de goede doelensector’, bevraagt Capital Counsel 110 vermogensfondsen en goede doelenfondsen over hun governance, financiën en beleggingen. Daarnaast hebben 8 instellingen een interview gegeven. U kunt het rapport opvragen via info@capitalcounsel.nl.
2/2