Oud in Afrika #1: Engude Dafa

Engude Dafa en haar steun en toeverlaat, kleindochter Genet
Engude Dafa en haar steun en toeverlaat, kleindochter Genet
9 september 2021
Nieuws | | Goede doelen

Ze dreigen te verdwijnen achter de stapels onderzoeksresultaten, beleidsstukken en impactnotities: de mensen voor wie al die mooie projecten bedoeld zijn. Schrijver en bestuurslid Dick Wittenberg van de stichting Oud in Afrika schreef drie portretten van Ethiopische ouderen die een maandelijkse uitkering krijgen van nog geen drie euro. Deze week: Engude Dafa.

Engude Dafa was vanochtend zo duizelig dat ze twee keer plat op haar gezicht in de modder viel. Kleindochter Genet van twaalf hielp haar beide keren overeind. Genet fluisterde haar zachte woorden in het oor. Langzaam kwam oma tot rust. Genet hielp haar schone kleren aan te trekken, het enige andere stel dat ze bezit. Genet betekent ‘hemel’ in de plaatselijke taal.

En nu zitten ze hier op een bank in de katholieke gezondheidspost van Derge, een buitenwijk van de stad Nekemte, in het zuidwesten van de Afrikaanse staat Ethiopië. Hoe oud is Engude, vraag ik? Tweeëntachtig jaar, zegt Genet. Stokoud in een land waar de helft van de 110 miljoen inwoners jonger is dan vijftien jaar en een vrouw gemiddeld niet ouder wordt dan 66 jaar.

Dat Engude tot hier is gekomen dankt ze aan de wandelstok waarop ze zwaar steunt en aan Genet die haar met zachte hand leidt. De oude vrouw is vrijwel blind. Vroeger, vertelt ze, vroeger redde zich prima in haar eentje. Ook nadat haar man ruim twintig jaar geleden overleed. Ze verkocht sterke drank die ze van gerst had gestookt. Daar kon ze van leven. Min of meer. Tegenwoordig kan ze niet eens meer koffiebonen branden en pletten met een vijzel, vertelt ze met een hulpeloos gevaar. Ze ziet het niet meer. En nu valt ze dus ook nog duizelig op de grond.


Zuster Tinsae. 'Believe in God, trust written documents'.


De jeugdige non zuster Tinsae kan haar helaas niet helpen. Of misschien toch? Heeft Engude vandaag al iets gegeten, vraagt ze? Nee, dus. Haar kleindochter ook niet. Zuster Tinsae haalt twee mokken thee met suiker en twee hompen van een plaatselijk soort brood.
In Nederland zijn wij bevoorrecht met AOW en vaak een aanvullend pensioen. Maar het overgrote deel van de wereld kent geen oudedagsvoorziening. Ouderen werken daar tot ze niet meer kunnen. Het enige vangnet dat ze daar hebben, is de uitgebreide familie. Maar steeds meer kinderen trekken naar de stad. 

Alleen de armsten van de armen komen in aanmerking voor een maandelijkse mini-uitkering van bijna drie euro, ongeacht geloof of afkomst. ‘Zij die alleen maar water hebben om te koken’, worden ze hier genoemd. Zusters en paters verstrekken het geld. ‘Zonder de zusters leefde ik niet meer’, zegt Engude ongevraagd. Ik kan het me moeilijk voorstellen. Wat koop je voor dat schijntje? Drie kilo maïs. Of zeven pond bananen. Misschien twintig hompen brood. Daar kom je de maand niet mee door.

Engude legt uit: ouderen zoals zij wonen allemaal bij een kind of kleinkind dat water voor hen haalt, brandhout verzamelt en hun kleren wast. Zo’n kind of kleinkind met een heel gezin komt zelf maar met de grootste moeite rond. Opa of oma is de extra mond die moet worden gevoed. Engude is elke maand weer blij dat ze met haar uitkering ook iets bij te dragen heeft. Het is weinig. Maar het schraagt haar eigenwaarde. En ze hebben weer even te eten. Ze noemt het ‘een baken van hoop’.