Onderzoek, wat levert het op?

26 november 2015
Nieuws | | Wetenschap & Onderzoek

'Elke 15 minuten krijgt iemand op de wereld de ziekte van Alzheimer', vat neurowetenschapper Marissa Zwan het belang van onderzoek samen. Zij werkt aan een toekomst zonder alzheimer, samen met onderzoekers uit verschillende vakgebieden. Drie van hen vertelden vrijdag 13 november wat hun onderzoek ons oplevert.

Marissa Zwan, Tjakko van Ham en Karlijn Joling zijn gepromoveerd op onderzoek naar Alzheimer. Dankzij het fellowshipprogramma van Alzheimer Nederland kunnen zij hun onderzoek voortzetten. En onderzoek leidt tot belangrijke, nieuwe kennis, zo bleek tijdens hun presentaties.

Marissa Zwan, neurowetenschapper, Alzheimercentrum VUmc
'Vroeger konden we de hersenen van iemand met alzheimer alleen onderzoeken na het overlijden. Nu kunnen we tijdens het leven een kijkje nemen in de hersenen. Dit kan met de PET-scan. Die laat zien waar de eiwitophopingen zitten die mensen met alzheimer hebben. En die ontstaan al jaren eerder.

'Wij willen precies weten wat het betekent als we die zien. Heel veel gezonde mensen hebben die ophopingen ook, maar ze hebben geen klachten. En bovendien: bij jongere mensen met dementie ontwikkelt de ziekte zich sneller, maar dat is niet afhankelijk van de hoeveelheid eiwitophoping. We volgen daarom voor een langere tijd gezonde mensen met de PET-scan. De scan bestaat nu 10 jaar. We verwachten over een paar jaar meer te kunnen vertellen.

'We weten al wel dat de PET-scan helpt om de diagnose voor alzheimer te stellen. Aan dat onderzoek deden 200 mensen met alzheimer of een andere vorm van dementie. Door de PET-scan kreeg 1 op de 5 deelnemers een andere diagnose. De artsen konden met meer zekerheid zeggen welke vorm van dementie ze hadden.'

Tjakko van Ham, geneticus en celbioloog, Erasmusmc
'Met onze zebravissen voor alzheimeronderzoek kunnen we hopelijk hetzelfde bereiken als bij kankeronderzoek. Daar is ook veel bereikt met fundamenteel onderzoek. Dit soort onderzoek staat minder dicht bij patiënten, maar op de lange termijn is het effect misschien groter. Daarom is fundamenteel onderzoek heel belangrijk.

'In het brein zitten veel zenuwcellen, maar nog veel meer gliacellen. Dat zijn bloedcellen met lange uitlopers. Ze zitten om de ophopingen van alzheimereiwit heen en kunnen dode cellen opruimen. Sinds kort weten we dat ze nog veel meer functies hebben. Zo hebben ze bijvoorbeeld effect op ons leervermogen.

'In zebravisjes maken we zichtbaar hoe de gliacellen dode hersencellen opruimen. Die vissen groeien snel. Na 3 tot 4 dagen hebben ze al gliacellen. En een groot voordeel is dat ze doorzichtig zijn. We kunnen de hersenen dus gewoon onder de microscoop bekijken. Doordat ze zo snel groeien, gaat het onderzoek veel sneller dan bij muizen.

'We hebben een aantal genen gevonden die belangrijk zijn voor de gliacellen. Die genen gaan we één voor één uitschakelen en dan kijken we wat er gebeurt. Daarna kunnen we kijken of we die vissen kunnen redden met medicijnen.'

Karlijn Joling, gezondheidswetenschapper, VUmc
'Kunnen sommige mantelzorgers de zorg beter aan dan anderen, ondanks gelijke zware omstandigheden? Die vraag heb ik onderzocht. Mantelzorgers lopen een groot risico om overbelast te raken. Ze hebben relatief vaak binnen een jaar een depressie of angststoornis. Maar er zijn ook positieve kanten. Mensen halen veel voldoening uit het zorgen voor iemand met dementie en hebben soms juist een hechtere relatie. Dat wijst op veerkracht, het vermogen om zich aan te passen of te herstellen.

'We hebben bijna duizend mantelzorgers gevraagd naar hun veerkracht. Dan kijken we welke mensen weinig zorgstress hebben ondanks één of meer factoren als 'ernstige dementie', 'hulp nodig bij dagelijkse basisactiviteiten' of 'gedragsproblemen'. Hieruit bleek dat de helft van de mantelzorgers bij 'ernstige dementie' en bij 'hulp nodig bij dagelijkse basisactiviteiten' een hoge veerkracht hadden. Bij 'gedragsproblemen' toonde slechts 40% van de mantelzorgers veerkracht.'

'We willen zorgverleners in de praktijk handvatten bieden. Waar kunnen ze op letten en waar is extra ondersteuning nodig? Ook voor de mantelzorgers zelf leidt dit onderzoek tot aandachtspunten. We willen nu kijken hoe veerkracht zich ontwikkelt in de tijd en of we daadwerkelijks oorzaken en gevolgen kunnen aanwijzen van meer of minder veerkracht.'