Nederland: Land van vrijwilligers, maar hoeveel?

9 februari 2016
Nieuws | | Vrijwilligers

Volgens het CBS doet bijna de helft van de Nederlanders (48%) aan vrijwilligerswerk. Dat wil zeggen: onbetaald en vrijwillig werk voor de samenleving in een min of meer georganiseerde vorm (nadrukkelijk te onderscheiden van 'informele hulp' en mantelzorg). Dat blijkt uit het onlangs verschenen rapport 'Sociale samenhang 2015' met cijfers over 2014. Het langlopende VU-onderzoek Geven In Nederland (2015) kwam voor 2014 echter op een significant lager vrijwilligers-getal uit: 37%. Beide percentages zijn een schatting. Maar hoe kunnen die zo ver uit elkaar liggen?
 
De verschillende uitkomsten van beide onderzoeken hebben zonder twijfel te maken met de verschillende onderzoeksmethoden. Zo hanteert het CBS met een leeftijdsgrens van 15+ al een veel ruimere bandbreedte dan GIN, dat uitgaat van 18+. In gewoon Nederlands: 15- tot 18-jarigen die op de sportvereniging kantinedienst draaien, zitten dus wél in de CBS-cijfers, maar níet in die van GIN. En sportverenigingen  hebben verreweg het hoogste percentage vrijwilligers volgens zowel CBS als GIN.
 
Dataverzameling
Verder verschillen de steekproefgroottes en de wijze van dataverzameling aanzienlijk. Het CBS beroept zich op een dataverzameling van 2012 tot en met 2014 met een N van ruim 23.000. Onderzoeksmethode is de zogenoemde Mixed Mode waarin respondenten via internet worden benaderd en vervolgens telefonisch worden geênqueteerd, aangevuld met huisbezoeken.
 
GIN daarentegen werkt met online vragenlijsten op basis van een brede steekproef onder de bevolking via TNS Nipo met een start-N van 1.271, waaruit vervolgens de 'extremen' worden geëlimineerd. Er wordt een weging toegepast op de volgende sociale en demografische kenmerken: geslacht, leeftijd, opleiding, gezinsgrootte, provincie en regio. De uiteindelijke resultaten worden gebaseerd op een N van bijna 1.000, waarvan zo'n 60% ook al eerder werd geênqueteerd in dit langlopende onderzoek.
 
Bandbreedte verschillend
Hoe dit ook zij, extrapolatie van beide als statistisch voldoende representatief te kenmerken maar ook duidelijke in bandbreedte verschillende steekproeven, leveren significant verschillende uitkomsten op: doet nou bijna 5 op de 10 Nederlanders aan vrijwilligerswerk, of amper 4 op de 10? Als de spreekwoordelijke waarheid ergens in het midden ligt, zijn beide onderzoeken het in elk geval wel eens over een aantal trends.
 
Om te beginnen is de Nederlandse bevolking over het algemeen positief over de waarde van vrijwilligerswerk voor de samenleving - zoals VU-onderzoeker Rene Bekkers al constateerde - en wordt de deelname aan vrijwilligerswerk in Nederland internationaal als 'hoog' beoordeeld (Dekker en De Hart; Linssen en Schmeets).
 

Opleiding is de beslissende factor
En welke sociale en demografische factoren vertonen de sterkste samenhang met vrijwilligerswerk? Opleidingsniveau! Hoogopgeleiden zijn actiever als vrijwilliger dan laagopgeleiden. Verder zijn de meeste vrijwilligers van middelbare leeftijd (Wilson) en autochtonen. Mensen met een kerkelijke achtergrond zijn over het algemeen vaker actief als vrijwilliger dan mensen zonder denominatie (Bekkers). Het CBS-rapport formuleert het zo: 'Mensen van middelbare leeftijd, autochtonen, gereformeerden en PKN'ers zijn over het algemeen vaker actief als vrijwilliger dan ouderen, niet-westerse allochtonen en mensen met geen of met een andere denominatie. Ook doen inwoners van minder stedelijke woongebieden vaker vrijwilligerswerk dan inwoners van zeer stedelijke gebieden.'
 


Waar actief?

Het aantal uren dat mensen gemiddeld per maand aan vrijwilligerswerk besteden wordt geschat op 16 (CBS) tot 18 uur (GIN). En dat loopt volgens zowel GIN als CBS heel langzaam terug. Maar de onderzoeken verschillen weer in de domeinen waarin vrijwilligers actief zijn. De sportvereniging staat met stip op de eerste plaats, maar dan komen volgens het CBS de scholen, verzorging/verpleging en jeugdorganisaties. Daarna pas de kerken en levensbeschouwelijke organisaties. GIN daarentegen rankt 'religie en levensbeschouwing' als eerste 'vrijwilligersdoel' ná de sportvereniging.
 

 

Verdringing
Voor de oorzaken voor de lichte afname van het vrijwilligerswerk is vooralsnog geen duidelijke verklaring. Zijn het de decentralisatie van zorgtaken en het beroep op burgers om meer informele hulp en mantelzorg te verlenen, die de deelname aan vrijwilligerswerk geleidelijk doen afnemen? Mensen kunnen hun schaarse vrije tijd immers maar één keer besteden. Volgens het CBS zijn daar geen duidelijke cijfers voor aan te dragen: 'We zien dat het aandeel mensen dat de vier weken voorafgaand het onderzoek vrijwilligerswerk heeft verricht, niet verandert. Tevens is er geen indicatie dat de tijd die mensen aan vrijwilligerswerk besteden, is afgenomen.' GIN is duidelijker: informele hulp en vrijwilligerswerk kunnen elkaar vanwege de tijd die ervoor benodigd is wel degelijk verdringen.'
 
Positivo
De voorlopige conclusie van een vergelijking tussen beide onderzoeken is vooralsnog geruststellend: vrijwilligerswerk in Nederland is nog springlevend. In vergelijking met het GIN-onderzoek is het CBS echter een uitgesproken 'positivo': 'Nederland is Europees kampioen vrijwilligerswerk. De bevindingen doen sterk vermoeden dat dit voorlopig zo zal blijven.'
 
De (vrijwillige) tijd zal het leren.

♦Bronnen: CBS: Rapport Sociale Samenhang 2015 & Geven In Nederland 2015 (Reed Business, Amsterdam 201, ISBN 9789035248182)
 
Download het CBS-rapport: klik hier


 
3/3