Overheid en filantropie: match made in heaven?

20 november 2019
Nieuws | | Politiek en overheid

Al jaren is er discussie over de rol van filantropie ten opzichte van de overheid. Bij Social Finance NL (SFNL) zien we juist dat deze twee werelden elkaar veel te bieden hebben. SFNL Manager Rob Peelen ging hierover in gesprek met Carsten Herstel, Directeur-Generaal Sociale Zekerheid en Integratie bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Ann Kusters, Directeur-bestuurder van FNO. 
 
Rob: Carsten, de Nederlandse overheid kent voor 2020 een overschot van 3,4 miljard euro en mocht ze geld willen lenen voor het fonds van Wopke Hoekstra dan krijgt de staat geld toe. Waar heb jij de filantropie eigenlijk voor nodig?
Carsten: ‘Onze doelen, bijvoorbeeld wat wij willen bereiken in het sociale domein, sluiten naadloos aan op de doelen van een fonds als FNO. Wij realiseren ons dat in de opgave waar we voor staan, samenwerking meer oplevert dan wanneer we het alleen doen. Dat komt onder meer doordat filantropische organisaties makkelijker risico's kunnen nemen. Bij het besteden van geld zijn wij uiteraard gebonden aan strakke regels. Door samen te werken met het maatschappelijk middenveld en filantropische organisaties, kunnen we met elkaar dingen doen die verder gaan dan wanneer we alleen werken vanuit de budgetten waar wij zelf over beschikken. Deze manier van werken en de doorbraak die daardoor kan komen, is veel waard.’
 
Ann: ‘Wat je zegt is heel herkenbaar. Net als de overheid voelen wij de maatschappelijke opgave. Maar als vermogensfonds hebben wij een bepaalde vrijheid die we ons ook kunnen veroorloven. Daar moeten we serieus mee omgaan. Omdat wij geen politieke kleur hebben en niet met politieke termijnen te maken hebben, kunnen we ons langdurig ergens druk over maken en hier meer lijn in vasthouden. Daardoor is de stip op de horizon misschien verder weg en minder snel te behalen, maar met de achterliggende verandertheorie kun je de stip wel afpellen naar korte termijn doelen. Wij zien dat deze doelen voor een overheid vaak minder makkelijk zijn om aan te werken.’
 
Carsten: ‘Dat zie ik ook. Jullie kunnen zeggen: ‘Wij steunen iets en nemen jaren de tijd om een resultaat in de samenleving als succes te bestempelen.’ Tegelijkertijd moet zich dat wel op een goede manier verhouden tot onze inzet. Anders is het zonde. Onze lange termijn doelen komen goed met elkaar overeen. Het is zaak dat we elkaar ook op de korte termijn vinden zodat we onze activiteiten laten zwaluwstaarten.’
 
Rob: Ann, zijn de overheid en filantropie dan een match made in heaven?
Ann: ‘Zoals Carsten al zegt: we hebben eigenlijk dezelfde doelen. Ieder op zijn eigen manier en binnen onze eigen kaders zetten we ons in voor mensen in kwetsbare situaties. We willen allebei dat iedereen volwaardig mee kan doen in de samenleving. Als je inhoudelijk kijkt naar alle maatschappelijke vraagstukken waar wij aan werken en programma’s op ontwikkelen, raken die de overheid op allerlei domeinen: wonen, werken, onderwijs, gezondheidszorg. Wij hebben de overheid daar gewoon bij nodig. Het zou raar zijn als wij denken dat we in een soort vacuüm allerlei mooie dingen kunnen doen. We moeten samen optrekken. En ja, soms zullen we in de samenwerking ook aansturen op een systeemverandering.’

Rob: SFNL ondersteunt op dit moment zowel FNO als het ministerie van SZW bij onderzoek naar de mogelijkheden van resultaatfinanciering om de publiek-private samenwerking aan te halen. Waarom zijn jullie zo geïnteresseerd in resultaatfinanciering?
Carsten: ‘Omdat het goed aansluit bij ons streven naar evidence based beleid. Als wij een interventie doen, willen we ook dat het effect heeft. De resultaatfinanciering die we in de samenwerking met fondsen en filantropische instellingen kunnen organiseren daagt ons op dat punt uit, omdat de focus echt op de resultaten komt te liggen. Door met elkaar te werken aan dezelfde resultaten kun je elkaar versterken. Bovendien maakt het de weg vrij om dingen uit te proberen en te experimenteren. Dat vind ik belangrijk, want resultaat behaal je niet altijd. Dat is zo mooi aan deze manier van samenwerken; dan kunnen we ook dingen proberen waarvan we van tevoren niet weten of het werkt. Maar ook daar leren we van.’ 

 
Ann Kusters
Ann: ‘Wij zien resultaatfinanciering niet als een doel op zich, maar als een middel. Wij passen resultaatfinanciering nog niet in onze programma’s toe, maar ik verwacht dat het in meerdere van onze toekomstige programma’s een plek zal krijgen. Want we zien wel veel voordelen. Als we geld niet alleen weggeven maar ook gedeeltelijk terugkrijgen, gaan we meer impact maken. Dat is de ene kant. De anderen kant is dat als we alleen geld geven, er een groot risico is op afhankelijkheid van subsidie. We willen juist helpen die kanteling te maken en het duurzaam voortzetten van effectieve activiteiten bevorderen. En daarvoor is resultaatfinanciering heel geschikt.’ 

Rob: Evidence based werken is belangrijk binnen de overheid. Maar het is ook belangrijk dat er met een brede blik naar de situatie van een doelgroep gekeken wordt. Is dat ook de manier waarop jullie vanuit overheid kijken als je het hebt over 'evidenced based'?
Carsten: ‘Zeker. Dat is juist zo goed aan resultaatfinanciering. Het zorgt ervoor dat we niet in silo’s werken, maar dat we juist die thema’s kunnen verbinden bij de mensen waar we het over hebben. Ik denk dat we daarover in het werk dat jullie doen veel kunnen leren.’ 
 
Ann: ‘Als het gaat om een overheid die evidenced based werkt zie ik wel een risico. Onze ervaring is namelijk dat wanneer er heel erg gestuurd wordt op projecten waar bepaalde mate van bewijs onder ligt, dit soms juist contraproductief werkt. Als ik denk aan resultaatfinanciering dan denk ik aan een manier van werken waarbij je veel ruimte geeft aan de invulling, uiteraard met kaders en richting, en zo goed mogelijk probeert te definiëren wat je als resultaten wil zien en wat dat mag kosten.’

 
Carsten Herstel
Carsten: ‘Ik begrijp wat je bedoelt en het is ook niet zo dat we alleen beleid willen dat evident is in die zin dat het bewijsbaar is en protocollen volgt. Voor mij is ook van belang dat we als overheid oog hebben voor de zachte kant die misschien minder in de protocollen past maar wel cruciaal is. Ook daarin kan de samenwerking met filantropische organisaties belangrijk zijn. Beleidsintenties en projecten zullen alleen werken als de mensen die het moeten doen elkaar vertrouwen en de inspiratie met elkaar delen. De inspiratie die bij fondsen zit om de maatschappij verder te brengen kan hiervoor heel waardevol zijn. Neem bijvoorbeeld de multiproblemen bij probleemgezinnen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De overheid kan dit niet alleen oplossen. Je hebt het hele ecosysteem nodig. En daarvoor moeten we samenwerken. Ook dat is voor mij evidence based beleid.’

Rob: De overheid en filantropie hebben elkaar dus heel veel te bieden. Wat zouden jullie tot slot aan elkaar willen meegeven of vragen?
Ann: ‘Daar kan ik heel kort over zijn: Carsten, ik zou graag tijdens onze vervolgafspraak concreet willen bekijken hoe we samen het verschil kunnen maken.’ 
Carsten: ‘Die gedachte deel ik helemaal. We moeten veel meer contact met elkaar hebben. We moeten delen waar we door gedreven worden en waar kansen zitten om acties van jullie en beleid van ons met elkaar te verbinden. Jullie hebben ervaringen uit de praktijk die ons kunnen vertellen wat wel en niet werkt. Dus ik neem de uitnodiging graag aan!’
 
2/2