Gaat onze filantropie aan neo-liberalisme ten onder?

21 februari 2019
Opinie | | Wetenschap & Onderzoek

Vandaag organiseert de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) een interessante conferentie rondom het door haar opgeleverde rapport ‘Filantropie op de grens van overheid en markt.’ Dat rapport, waarvoor ik ook een zeer bescheiden input heb mogen leveren, schetst een aantal trends die aangeven dat filantropie kwetsbaar is voor ontwikkelingen die afbreuk doen aan haar kern en betekenis voor maatschappelijke cohesie en een pluriforme democratie.

Tectonische platen op drift

In een zeer lezenswaardige bijdrage probeert bestuurshoogleraar Willem Trommel een verklaring te geven voor het ‘niet-pluis-gevoel’ dat filantropiewatchers, zoals ik, al geruime tijd hebben. There is something rotten in the State of our Philanthropy. Maar wat?
In het laatste onderzoek ‘Geven in Nederland’ (over geefjaar 2015 alweer), schetst filantropieprof René Bekkers een door de sector grotendeels onder het vloerkleed gebezemde trend: onze als vanzelfsprekende vrijgevigheid blijkt vanaf 1999 stelselmatig te zijn afgenomen. Ook de vrijwillige inzet en het vertrouwen in goede doelen zit over een langere periode in een neerwaartse lijn. Het lijkt erop dat de tectonische platen van vrijgevigheid op drift zijn geraakt. En niet de goed kant op.

De professionaliseringsparadox

Hoewel Trommel het begrip niet noemt, wijst hij op de professionaliseringsparadox van de ‘moderne filantropie’. ‘Goed doen’ alleen uit liefde voor de mensheid is niet (meer) goed genoeg: filantropie moet bijdragen aan meetbare verbetering van ons welzijn en de donateurs moeten bewijs krijgen voor het rendement op hun giften. Er worden rendementsverwachtingen gecrëeerd door begrippen en methodes uit het bedrijfsleven en het zogenoemde nieuw publiek management te transplanteren naar het filantropiedomein: impact, effctief altruïsme, social impact bonds, venture philanthropy.
Trommel: ‘Handelen uit liefde lijkt te worden weggedrukt door bedrijfsmatige motieven. Verschraalt de filantropie onder de banier van verdere verzakelijking?’
Spoiler alert: het antwoord op die vraag is “ja” en de zwarte piet gaat bij Trommel naar het neo-liberalisme, want volgens hem staat het neoliberale mensbeeld op gespannen voet met de filantropische grondnoties als liefde en empathie.

Toxisch voor filantropie

Maar wat is dan dat neo-liberalisme? Geen simpele renaissance van het klassieke liberalisme, maar een liberalisme dat een nieuw, voor filantropie, toxisch element bevat: het merocratische idee dat deelnemers aan onze economie vooral op individueel niveau worden aangesproken. Dus niet als onderdeel van een werkgemeenschap, maar als ‘ik-ondernemers’. Onder verwijzing naar Dardot en Laval is de moderne mens gedoemd tot ‘neo-subject’ dat er ondere andere door de overheid van moet worden doordrongen dat hij zichzelf kan maken of breken. Trommel: ‘Faalt hij, dan is dat het gevolg van slecht ‘zelfmanagement’ of, erger nog, van een mislukt leven.’

Neo-narcisme

Zo’n mensbeeld is een nagel aan de doodskist van de filantropie. Het is volgens Trommel in de kern ‘liefdeloos’. Het laat geen ruimte voor imperfectie. Het streven naar ego-perfectie mondt in de meeste gevallen uit in zelfhaat. En wie zichzelf haat, laat geen enkele ruimte voor de liefde. Laat staan liefde voor de ander. De merocratische tendensen van het neo-liberalisme leiden tot neo-narcisme en corrumperen het filantropische vermogen om ons ten diepste met andere mensen te verbinden.

Bastaardzoon van het liberalisme

Als de analyses van de door hem aangehaalde wetenschappers hout snijden, zo betoogt Trommel, dan moeten we echt serieuze vraagtekens plaatsen bij het optimistische geloof in filantropie, of breder, de participatiesamenleving. ‘Beide lijken in hun huidige gedaanten eerder de ontzielde manifestaties van vroegere praktijken.’
Wie tot zover is meegegaan in Trommels analyse, zal zich intussen afvragen of er überhaupt nog wel hoop is voor filantropie. Gaat onze mensenliefde ten onder aan het neo-liberalisme? Die bastaardzoon van het klassieke liberalisme, die geboren lijkt zonder het liefdes-gen en die de empathie ontbeert, die Adam Smith als een van de noodzakelijke voorwaarden voor zijn marktdenken formuleerde.

Ons empathische vermogen

Die hoop is er natuurlijk wel degelijk. De slinger van het neo-liberalisme lijkt op veel vlakken zijn ultieme zwaaipunt voorbij. Het grenzen van ‘marktdenken’ voor mens en maatschappij worden steeds duidelijker zichtbaar. De wal die het neo-liberale schip moet keren wordt gevormd door een nieuwe generatie van pragmatische idealisten, die ervan overtuigd zijn dat we deze planeet alleen leefbaar kunnen houden als we ons empathische vermogen weer herontdekken en aanspreken. Trommel haalt daarvoor politiek filosoof Govert Buijs aan, die een op liefde gebaseerde economie bepleit, ‘waarbij liefde de betekenis heeft van wederzijdse dienstbaarheid. In dit brede begrip liefde draait het om toewijding aan het lot van de ander.’ Empathie is daarnaast ook een evolutionaire overlevingsstrategie, zoals bioloog Frans de Waal aantoont, en geen gemakkelijk af te schrapen laagje cultuurvernis.

Filantropie is niet meer van 'ons'

Voor de filantropie is het een niet aflatende opdracht om trouw te blijven aan haar grondmotief: ‘iets voor niets te willen doen’ (in de wetenschap dat 100 procent zuiver altruïsme alleen op papier bestaat). Tegelijkertijd is er de opdracht om dat ‘iets’ van daadwerkelijke, en soms meetbare, betekenis te laten zijn. Met een ‘warm glow’ voed je geen hongerende mensen. Uit het betoog van Trommel zou ik niet de conclusie willen trekken dat de ‘verzakelijking’ an sich als de duivel moet worden uitgebannen. De zoektocht naar effectievere inzet van beschikbare middelen binnen de filantropie is een legitieme drijfveer, maar wel een die gemakkelijk kan ontsporen. De liefde voor de ander kan leiden tot liefdeloze middelen, die uiteindelijk erger zijn dan de kwaal. Ze versterken het gevoel dat filantropie niet meer van ‘ons’ is, maar van ‘hun’. Niet meer van de Gemeinschaft, maar van de Gesellschaft.

Vermogen tot medemenselijkheid

De opdracht voor filantropie is ook om juist in deze (nog) neo-liberale markt en marktdenkende overheid haar kroonjuwelen niet alleen te beschermen en maar ook met zelfvertrouwen uit te stallen. Haar veerkracht en voorbeeldfunctie zit in haar vermogen om medemenselijkheid in alles wat zij doet voorop te stellen. Die is, zoals Gabriël van den Brink (‘Moderne liefdadigheid’) ook constateert ten aanzien van de intussen gesneuvelde ‘participatiesamenleving’, niet afdwingbaar door een overheid, die laveert tussen gulzigheid en hoedzaamheid. Maatschappelijke veerkracht is geen panacee voor een falende verzorgingsstaat.

Het immuunsysteem van filantropie

Terecht stelt Trommel dat filantropie geen verlengstuk is van de overheid. Sterker nog: filantropie kan een tegenmacht vormen tegen de neo-liberale uitwassen van diezelfde overheid. En zij doet dat ook. Trommels conclusie dat overheid en filantropie in principe twee gescheiden magesteria zijn, onderschijf ik daarom volledig. Ik zou daar de markt aan toe willen voegen. En deze: het neo-liberalisme mag de kernwaarden van onze filantropie besmet hebben, maar zeker niet dodelijk geïnfecteerd. Het immuunsysteem van onze filantropie is sterk genoeg als zij dit maar niet vergeet: Love is all you need.  
 
*Auteur Edwin Venema was lange tijd hoofdredacteur van De Dikke Blauwe, maar vanaf september 2018 is hij zelfstandig ondernemer en aan DDB verbonden als onafhankelijk commentator. Wilt u meer commentaren en columns van hem lezen? Klik dan hier.


Reageer op de volgende stelling: 
De invloed van het neo-liberalisme op onze filantropie wordt schromelijk overdreven. Filantropie is juist een constante factor naast zwalkende staat en markt.
Stuur uw reactie aan: media@lenthe.nl