Onderzoek naar aantonen van maatschappelijk rendement

19 april 2012
Nieuws | | Wetenschap & Onderzoek

Welk effect hebben de activiteiten van een fondsenwervende instelling op de doelgroep en samenleving? Steeds meer belanghebbenden (donateurs, vrijwilligers, Nederlands publiek) stellen deze vraag. Kan het vertrouwen behouden worden door te laten zien wat je bereikt? En laten fondsenwervende instellingen zien wat ze bereikt hebben?
In een verkennend onderzoek naar verantwoorden over maatschappelijk rendement analyseerde Ans Verstraeten jaarverslagen van fondsenwervende instellingen op het verantwoorden over maatschappelijk rendement. Het viel haar op dat uit de uitvoerige beschrijvingen in de jaarverslagen vaak niet af te leiden is of het om output of impact gaat.
Als een goede doelenorganisatie al niet in staat is om te laten zien wat ze bereikt heeft, hoe moet een belanghebbende dan bepalen welk effect er op de doelgroep en samenleving bereikt is?

Door Ans Verstraeten

Ans Verstraeten (1971) studeerde Gezondheidswetenschappen. Na deze studie werkte ze in verschillende functies op het gebied van Informatiemanagement en Bedrijfsvoering. In 2011 heeft ze de Executive Master voor Non-profit en Public Management afgerond met een masterthesis over ‘Verantwoorden over maatschappelijk rendement door fondsenwervende instellingen’. Tegenwoordig werkt ze bij Nationale Vereniging de Zonnebloem als Hoofd Bedrijfsvoering.

Aantonen van maatschappelijk rendement belangrijk
Welk effect heeft mijn bijdrage op de doelgroep en samenleving? Deze vraag stelt een groter wordende groep belanghebbenden van fondsenwervende instellingen. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, dient de inhoud van de verantwoording daarop aangepast te worden. Vertellen wat je doet, is wat anders dan laten zien wat je bereikt.

De filantropiesector, waartoe fondsenwervende instellingen behoren, speelt een belangrijke rol in het functioneren van de samenleving. Deze positie wordt steeds belangrijker door de veranderende verzorgingsstaat. Veel burgers zijn gewend geraakt aan een overheid die zorgdraagt voor maatschappelijke vraagstukken. Nu deze overheid zich steeds verder terugtrekt, zullen mensen vaker te maken krijgen met maatschappelijke ondernemingen.

De houding van de Nederlanders is door de jaren heen veranderd: men is kritischer geworden, stelt meer vragen en wil beter geïnformeerd worden. Dit geldt ook voor de aanpak van maatschappelijke vraagstukken. Voor fondsenwervende instellingen die op deze vraagstukken inspelen en daarin hun bestaansrecht vinden, wordt het steeds belangrijker om te laten zien dat zij een bijdrage leveren aan dat vraagstuk. Dit kunnen zij niet alleen doen door kengetallen en activiteiten te presenteren, maar vooral door aan te tonen dat zij hun bestaansrecht waarmaken.

Onderzochte instellingen
Mijn onderzoek richt zich op fondsenwervende instellingen. Uiteraard zijn er andere soorten organisaties, zoals vermogensfondsen, die met vrijwillig verkregen gelden een positieve bijdrage aan de samenleving wil leveren. En ook zij hebben belanghebbenden die kritischer worden. De belangrijkste reden om dit onderzoek te beperken tot fondsenwervende instellingen is, dat ik zelf werkzaam ben bij een fondsenwervende instelling, de Zonnebloem. Daarnaast zijn fondsenwervende instellingen onderling heel verschillend. Dit uit zich in de manier waarop zij middelen verkrijgen (collectes, subsidies, vermogensfondsen) en de activiteiten die ze verrichten om hun doelstellingen te verwezenlijken.
De verschillen binnen de groep fondsenwervende instellingen zijn voldoende uitdagend om een eerste verkennend onderzoek uit te voeren. De afbakening van de onderzoeksgroep heeft er voor gezorgd dat ik het overzicht niet kon verliezen.

Voorbij formules en getallen
Het effect dat een fondsenwervende instelling heeft op de doelgroep heb ik voor het onderzoek in het begrip ‘maatschappelijk rendement’ ondergebracht. Rendement is een bekend financieel begrip. Het belangrijkste verschil tussen de definitie van het financiële en maatschappelijke rendement is de manier waarop dat rendement tot stand komt. Maatschappelijk rendement kan niet met behulp van alleen formules en getallen bepaald worden. De invloed van de omgeving en tijd zorgen er voor dat de maatschappelijke waarde steeds weer anders beoordeeld wordt.

Marktwerking en attributie
Naast de invloed van de omgeving en de factor tijd zijn nog twee andere redenen te noemen die ervoor zorgen dat maatschappelijk rendement niet eenvoudig bepaald kan worden.
Bij het realiseren van haar doelstellingen en missie is voor een fondsenwervende instelling marktwerking moeilijk na te streven.  De begunstigde (de klant) kan veelal de kosten van de producten en diensten van een fondsenwervende instelling niet zelf opbrengen. Daarvoor worden fondsen geworven.

Daarnaast zijn de bereikte resultaten niet altijd het directe gevolg van de uitgevoerde projecten of activiteiten: onbedoelde neveneffecten van andere projecten of activiteiten van andere organisaties kunnen het beoogde resultaat positief of negatief beïnvloeden  (het zogenoemde attributieprobleem).

Theory of change
Om inzicht te krijgen in het maatschappelijk rendement zijn een aantal bouwstenen nodig: organisatiedoelstellingen, outcome, output, input en activiteiten. Deze bouwstenen zijn niet onbekend voor fondsenwervende instellingen. In figuur 1 zijn ze in een conceptueel model ten opzichte van elkaar gepositioneerd. Het bereiken van een positief effect voor de doelgroep of samenleving wordt verwoord met het begrip ‘ Theory of change’. Dit begrip geeft de relatie tussen output en outcome weer en is cruciaal in het kunnen vaststellen van maatschappelijk rendement.

 

Figuur 1
Figuur 1. Conceptueel model maatschappelijk rendement (bewerking van Bouckaert, Deuten en de Kam).

Het vaststellen van de prestatie (iets bereiken) is voor een fondsenwervende instelling niet eenvoudig omdat zij gericht is op maatschappelijke waarde. Het denken in termen van resultaten is de laatste decennia in de publieke en non-profit sector echter toegenomen. Dit bedrijfsmatig denken is van invloed op de verantwoording door fondsenwervende instellingen. Om de prestatie van fondsenwervende instellingen vast te stellen, moet er gedacht worden vanuit het maatschappelijk vraagstuk en de gewenste effecten. Van daaruit kan dan bepaald worden welke activiteiten en welke middelen nodig zijn. Door verbanden te leggen tussen de bouwstenen van maatschappelijk rendement wordt het te bereiken effect inzichtelijk gemaakt.

Vliegwiel maatschappelijk rendement
In de literatuur ben ik het denkmodel van het vliegwiel van maatschappelijk rendement tegengekomen. Het is een overzichtelijk model dat de bouwstenen van maatschappelijk rendement gebruikt. Eerst om intern inzicht te krijgen in het te bereiken effect door het leervermogen van de organisatie te vergroten en te reflecteren. Daarna kan met behulp van dezelfde bouwstenen de omgeving betrokken en verantwoording afgelegd worden aan de belanghebbenden. In figuur 2 wordt dit model weergegeven.

 

Figuur 2
Figuur 2. Vliegwiel van maatschappelijk rendement (Deuten en de Kam, 2006).

 

 

 

Onderzoeksopzet
Of en hoe fondsenwervende instellingen in hun jaarverslag laten zien welk maatschappelijk rendement ze behaald hebben, is de centrale vraag geweest waarop het onderzoek antwoord moest geven.

In Nederland zijn veel fondsenwervende instellingen en deze zijn niet allemaal in een centrale databank geregistreerd. Om de vergelijkbaarheid zo groot mogelijk te houden, heb ik er voor gekozen om alleen instellingen in het onderzoek te betrekken die hun gegevens van 2011 bij het Centraal Bureau voor Fondsenwerving (CBF) aangeleverd hebben.

Het onderzoek is in twee delen uitgevoerd. Op de eerste plaats wilde ik instellingen vergelijken die wel of niet over maatschappelijk rendement rapporteren en of er factoren zijn die een rol spelen bij het laten zien van je maatschappelijk rendement. Ten tweede wilde ik de organisaties die iets van hun maatschappelijk rendement laten zien analyseren naar de manier waarop ze dat laten zien. Deze kennis leidt tot inzichten om de inhoud van de verantwoording aan te passen.

Doelbesteding en vrijwilligers
Voor het eerste deel van het onderzoek heb ik 53 instellingen uit de CBF- databank geselecteerd en onderverdeeld in twee groepen (wel of geen maatschappelijk rendement vermeld in het jaarverslag). Met behulp van een statistische toets heb ik daarna vastgesteld of een aantal factoren tussen de groepen significant verschilt. De gekozen factoren zijn: doelbestedingsbedrag, aantal donateurs, aantal vrijwilligers en het CBF-keur. Uit de resultaten van de statistische analyse kwam naar voren dat de hoogte van het doelbestedingsbedrag (financiële prestatie) en het aantal vrijwilligers (bedrijfsgrootte) een rol spelen bij het verantwoorden over maatschappelijk rendement. Het aantal vrijwilligers en het aantal donateurs geven beiden een indruk van de grootte van de fondsenwervende instelling. Het is me opgevallen dat het gemiddeld aantal donateurs tussen beide groepen niet significant verschilt. Of voor donateurs de rapportage over maatschappelijk rendement nu wel of niet belangrijk is om geld te geven aan een fondsenwervende instelling kan uit dit verkennende onderzoek niet vastgesteld worden.































































 
 

 

 

Groep A: maatschappelijk rendement (26 instellingen)

 

Groep B: geen maatschappelijk rendement (27 instellingen)

 

 

 

 

 

Factoren

 

populatie

 

aantal

 

gem.

 

populatie

 

Aantal

 

gem.

 

t-toets

 

(p-waarde)


  1. 1.   CBF




  2.  
  3.  
  4.  
 

26

 

16

 

 

 

27

 

12

 

 

 

0,325


  1. 2.   Doelbestedingsbedrag




  2.  
  3.  
  4.  
 

25

 

 

 

€4.577.078

 

27

 

 

 

€1.659.151

 

0,0397*


  1. 3.   Vrijwilligers




  2.  
  3.  
  4.  
 

21

 

 

 

580

 

17

 

 

 

117

 

0,0374*


  1. 4.   Donateurs




  2.  
  3.  
  4.  
 

17

 

 

 

23.126

 

19

 

 

 

15.601

 

0,176

 

* significantieniveau is 0,05

 

Tabel 1.Resultaten statistische analyse groep A en B.

De instellingen die in hun jaarverslag iets over maatschappelijk rendement schreven, vormden de populatie voor het tweede deel van mijn onderzoek. Van deze 26 organisaties zijn er 12 geselecteerd om de inhoud van het jaarverslag nader te bekijken. Het CBF verdeelt de fondsenwervende instellingen in vier hoofdcategorieën. Binnen elke categorie heb ik het jaarverslag van 3 instellingen aan een contentanalyse onderworpen.

De bouwstenen van maatschappelijk rendement (zie ook figuur 1) zijn de basis van deze analyse.

Nergens ‘Theory of change’
In alle jaarverslagen wordt vooral met woorden beschreven wat er bereikt is. Regelmatig wordt het verhaal onderbouwd met getallen en financiële cijfers. De componenten input, activiteiten en output worden het meest toegelicht met behulp van getallen en cijfers. Dat is niet erg verrassend, omdat deze eenvoudig te meten zijn. Om het maatschappelijk rendement aan te tonen heeft een aantal instellingen numerieke en financiële informatie ter ondersteuning van de boodschap gebruikt.

Slechts twee instellingen vermelden hoe zij gemeten hebben wat er bereikt is. De methoden worden omschreven als ‘impact bepalen uit verhalen en brieven van deelnemers’ en ‘evaluaties om de impact van een project te bepalen’.
Één instelling van de twaalf vermeldt de niet uitgevoerde activiteiten. Dit verbaasde me, omdat ik denk dat transparant zijn over niet behaalde resultaten het vertrouwen in je organisatie versterkt.

In de onderzochte groep is nergens in het jaarverslag beschreven wat de instelling in het leven van de doelgroep wil veranderen (theory of change). Het feit dat er niet over geschreven wordt in het jaarverslag wil niet zeggen dat de instellingen er niet over nadenken. Door te laten zien wat de fondsenwervende instelling beoogt te veranderen in het leven van de doelgroep en wat zij daarvan bereikt hebben, stel je belanghebbende beter in staat om te bepalen of hij/zij zich wil verbinden aan het goede doel.

Belangrijkste conclusies
-Wat vooral opvalt aan de jaarverslagen is dat het vaak omvangrijke boekwerken zijn waarin zoveel mogelijk activiteiten beschreven worden en maar weinig ruimte gebruikt wordt om het bereikte maatschappelijk rendement aan te tonen. Vertellen welke goede dingen je gedaan hebt, is eenvoudiger dan laten zien wat je wilde bereiken en uiteindelijk bereikt hebt.

- De kwantiteit van het jaarverslag maakt het voor de lezer niet eenvoudiger om het effect van de fondsenwervende instelling op de doelgroep en samenleving te achterhalen.

- Het beschrijven van activiteiten en output geeft geen beeld van het behaalde maatschappelijk rendement. Om daadwerkelijk zicht te krijgen op het bereikte effect, dienen de activiteiten en output in samenhang met de missie en doelstellingen weergegeven te worden. Met andere woorden: maatschappelijk rendement kan alleen aangetoond worden als de componenten in samenhang met elkaar beschreven worden. Anders geformuleerd: ‘Het geheel is meer dan de som van de delen’.

- Verantwoorden over maatschappelijk rendement is geen doel op zich. Op de eerste plaats wil je als organisatie maatschappelijk rendement bereiken omdat dat een deel van je missie is. Een bedrijfsmatige aanpak kan daarin ondersteunen. Daarnaast moet je als organisatie willen laten zien waarom je doet wat je doet en wat je voor je doelgroep bereikt. Om de verantwoording extern vorm te geven moet je weten aan wie je verantwoording aflegt en welke behoeften de belanghebbenden hebben. Als deze basis duidelijk is, dan kun je - indien nodig - een meetmethode en een passend middel kiezen om te verantwoorden.

Gebruikte literatuur
-          Bouckaert, G. (2006). Prestaties en prestatiemanagement in de publieke sector, in Tijdschrift voor Economie en Management,Vol. LI, 3, 2006, pag. 237-265.
-          Deuten, J., Kam de, G. (2006) Weten van renderen; Nieuwe wegen om het maatschappelijk rendement van woningcorporaties zichtbaar te maken. Rotterdam: Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV).
-          Geurtsen, A., Sprenger P., Schoormans, L. (2009). Effectieve maatschappelijke ondernemingen; Dilemma’s bij het vaststellen van de effectiviteit van maatschappelijke ondernemingen, in: BTMO december, 2009, pag. 26-31.
-          Linker,P-J.(2009). Verantwoording over prestaties in: Handboek publieke verantwoording. 16: M. Bovens en T. Schillemans (2009). Den Haag: Boom Lemma.
-          Maas, K.E.H. (2009). Corporate Social Performance: From Output Measurement to Impact Measurement. Rotterdam: Erasmus Research Institute of Management.

De volledige masterthesis is opgenomen in het kenniscentrum van het CBF. Klik hier om het downloaden.