Bellen met: Maarten Kuyt

5 maart 2008
Nieuws | | Personalia

Er valt heel wat af te dingen op het nieuwe ANBI-stelsel, schreef senior manager tax Maarten Kuyt (Ernst & Young) deze week samen met een collega in het Financieele Dagblad. Vooral het gebrek aan toetsing is de belastingadviseur een doorn in het oog. FM vroeg Kuyt telefonisch om toelichting. "Het neigt naar onbehoorlijk bestuur."


U was zo geïrriteerd geraakt dat u spontaan achter de tekstverwerker bent gekropen?

 


Kuyt: "De onvrede was inderdaad aanzienlijk. En dan voornamelijk over de schijnzekerheid die de overheid biedt met het verlenen van de ANBI-status. Organisaties weten eigenlijk nog steeds niet of ze aan de criteria van de Belastingdienst voldoen en wat die criteria precies zijn. Hoe zit het bijvoorbeeld met de vermogenstoets? De instelling mag niet meer vermogen aanhouden dan ‘redelijkerwijs' nodig is om de doelstelling te verwezenlijken. Maar wat dat inhoudt? Iedere toetsing vooraf ontbreekt. Goede doelen hebben dus ook niet de kans gehad om zich aan te passen aan de criteria."

 


Maar er wordt toch achteraf getoetst?

 


Kuyt: "Inderdaad, maar dat is contraproductief. In theorie kunnen organisaties met terugwerkende kracht hun ANBI-erkenning kwijtraken. In dat geval moet er wel schenkingsrecht worden betaald. Goede doelen kunnen zich daartegen wapenen door een buffer aan te leggen, voor het geval dat. Maar dat is in tegenspraak met de geest van de nieuwe ANBI-regels. Die regels waren immers mede geformuleerd om het oppotten van gelden tegen te gaan. Geld moest weer gaan rollen en worden uitgegeven aan de doelstelling."

 


Wat adviseert u het kabinet?

 


Kuyt: "Verschaf alsnog duidelijkheid over hoe de wet zal worden toegepast. Want dit neigt naar onbehoorlijk bestuur. Er is eigenlijk sprake van een soort black box. Het maakt niet eens zozeer uit of de vermogenstoets bijvoorbeeld inhoudt dat het vermogen dat wordt aangehouden maximaal twee keer het jaarbudget van het fonds mag zijn, als er maar duidelijkheid is. Goede doelen moeten weten waar ze aantoe zijn, en er op kunnen vertrouwen dat hun eenmaal toegekende ANBI-status niet zomaar als zand tussen de vingers wegglipt."